Dutch
Detailed Translations for kankeren from Dutch to English
kankeren:
Conjugations for kankeren:
o.t.t.
- kanker
- kankert
- kankert
- kankeren
- kankeren
- kankeren
o.v.t.
- kankerde
- kankerde
- kankerde
- kankerden
- kankerden
- kankerden
v.t.t.
- heb gekankerd
- hebt gekankerd
- heeft gekankerd
- hebben gekankerd
- hebben gekankerd
- hebben gekankerd
v.v.t.
- had gekankerd
- had gekankerd
- had gekankerd
- hadden gekankerd
- hadden gekankerd
- hadden gekankerd
o.t.t.t.
- zal kankeren
- zult kankeren
- zal kankeren
- zullen kankeren
- zullen kankeren
- zullen kankeren
o.v.t.t.
- zou kankeren
- zou kankeren
- zou kankeren
- zouden kankeren
- zouden kankeren
- zouden kankeren
diversen
- kanker!
- kankert!
- gekankerd
- kankerend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze
Translation Matrix for kankeren:
Related Words for "kankeren":
Wiktionary Translations for kankeren:
Cross Translation:
From | To | Via |
---|---|---|
• kankeren | → carp; cavil; grizzle; beef; crab; grouse; kvetch; grouch; niggle; nag; whine; nudge; noodge | ↔ nörgeln — penetrant/störend, aber nicht aggressiv seinen Unmut äußern |
• kankeren | → rattle; croaking; croak; rasp; wheeze; groan; moan; grumble; grouchy; complain | ↔ râler — Faire en respirer un bruit rauque causé par l’embarras des bronches. Il se dit particulièrement des agonisants. |
kankeren form of kanker:
Translation Matrix for kanker:
Noun | Related Translations | Other Translations |
cancer | kanker |
Related Words for "kanker":
Wiktionary Translations for kanker:
kanker
Cross Translation:
noun
kanker
-
een aandoening die gekenmerkt wordt door het ongecontroleerd vermenigvuldigen van cellen
- kanker → cancer
adjective
noun
en-phrase
-
I have cancer
- I have cancer → heb; kanker; ik
Cross Translation:
From | To | Via |
---|---|---|
• kanker | → cancer | ↔ cancer — médecine|nocat=1 Maladie causée par une tumeur malin. |