Summary
Dutch to English:   more detail...
  1. geruit:
  2. ruiten:
  3. Wiktionary:


Dutch

Detailed Translations for geruit from Dutch to English

geruit:

geruit adj

  1. geruit

Translation Matrix for geruit:

AdjectiveRelated TranslationsOther Translations
checked geruit geblokt
chequered geruit geblokt; ruiten

Related Words for "geruit":

  • geruite

Wiktionary Translations for geruit:

geruit
adjective
  1. met een ruitjespatroon

Cross Translation:
FromToVia
geruit checked; chequered; checkered kariert — mit Kästchen, Karos versehen, gewürfelt

ruiten:

ruiten adj

  1. ruiten

ruiten [de ~] noun, plural

  1. de ruiten
    the windows

Translation Matrix for ruiten:

NounRelated TranslationsOther Translations
check cheque; controleren; schaak
windows ruiten
VerbRelated TranslationsOther Translations
check aankruisen; beheersen; bekijken; beproeven; beteugelen; bezichtigen; checken; controleren; examineren; hertellen; iets opzoeken; inspecteren; intomen; keuren; merken; nagaan; nakijken; narekenen; natellen; natrekken; nazoeken; onderzoeken; overhoren; proberen; testen; toetsen; uitproberen; uittesten; verifiëren
AdjectiveRelated TranslationsOther Translations
checkered ruiten
chequered ruiten geblokt; geruit
ModifierRelated TranslationsOther Translations
check ruiten

Related Words for "ruiten":


Wiktionary Translations for ruiten:

ruiten
noun
  1. one of the four suits of playing cards, marked with the symbol ♦