Summary
Dutch to English: more detail...
- bemiddelen:
- Wiktionary:
-
User Contributed Translations for bemiddelen:
- intermediate
Dutch
Detailed Translations for bemiddelen from Dutch to English
bemiddelen:
-
bemiddelen (tussenkomen)
-
bemiddelen (tussenbeide komen; interfereren; interveniëren; tussenkomen; ingrijpen; interrumperen)
Conjugations for bemiddelen:
o.t.t.
- bemiddel
- bemiddelt
- bemiddelt
- bemiddelen
- bemiddelen
- bemiddelen
o.v.t.
- bemiddelde
- bemiddelde
- bemiddelde
- bemiddelden
- bemiddelden
- bemiddelden
v.t.t.
- heb bemiddeld
- hebt bemiddeld
- heeft bemiddeld
- hebben bemiddeld
- hebben bemiddeld
- hebben bemiddeld
v.v.t.
- had bemiddeld
- had bemiddeld
- had bemiddeld
- hadden bemiddeld
- hadden bemiddeld
- hadden bemiddeld
o.t.t.t.
- zal bemiddelen
- zult bemiddelen
- zal bemiddelen
- zullen bemiddelen
- zullen bemiddelen
- zullen bemiddelen
o.v.t.t.
- zou bemiddelen
- zou bemiddelen
- zou bemiddelen
- zouden bemiddelen
- zouden bemiddelen
- zouden bemiddelen
diversen
- bemiddel!
- bemiddelt!
- bemiddeld
- bemiddelend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze
Translation Matrix for bemiddelen:
Wiktionary Translations for bemiddelen:
bemiddelen
Cross Translation:
verb
bemiddelen
-
trachten overeenstemming tussen twee partijen tot stand te brengen
- bemiddelen → mediate
verb
-
to act as a moderator
-
to arbitrate, to pass opinion on something
Cross Translation:
From | To | Via |
---|---|---|
• bemiddelen | → procure; act as agent; act as go-between; purvey; cause; cause to take place; hold; organize; result in; provide; deliver; supply; get | ↔ procurer — faire obtenir à une personne quelque avantage par son crédit, par ses soins. |