Dutch

Detailed Translations for vaststaand from Dutch to English

vaststaand:


Translation Matrix for vaststaand:

NounRelated TranslationsOther Translations
final einde; eindstrijd; finale
AdjectiveRelated TranslationsOther Translations
absolute absoluut; onvoorwaardelijk; pertinent; ten enenmale; vast en zeker; vaststaand; volstrekt; zeker gewoonweg; klinkklaar; rechttoe
certain absoluut; onvoorwaardelijk; pertinent; ten enenmale; vast en zeker; vaststaand; volstrekt; zeker absoluut; beslist; een paar; enige; enkele; ronduit; sommige; stellig; wat; zeker
definite definitief; permanent; vastgesteld; vaststaand geprononceerd; markant; onafwendbaar; ondubbelzinnig; onherroepelijk; onmiskenbaar; onontkoombaar; onvermijdelijk; uitgesproken
established definitief; permanent; vastgesteld; vaststaand gevestigd; gezeten; metterwoon
final absoluut; definitief; onvoorwaardelijk; permanent; pertinent; ten enenmale; vast en zeker; vastgesteld; vaststaand; volstrekt; zeker achterste; beslissend; definitief; definitieve; doorslaggevend; finaal; laatste; onverandelijk; permanent; terminaal; uiteindelijk; voorgoed
indisputable absoluut; onvoorwaardelijk; pertinent; ten enenmale; vast en zeker; vaststaand; volstrekt; zeker onafwendbaar; onherroepelijk; onomstotelijk; onontkoombaar; ontegenzeggelijk; onvermijdelijk; onweerlegbaar; vast en zeker
positive absoluut; onvoorwaardelijk; pertinent; ten enenmale; vast en zeker; vaststaand; volstrekt; zeker absoluut; beslist; positief; ronduit; stellig; zeker
unconditional absoluut; onvoorwaardelijk; pertinent; ten enenmale; vast en zeker; vaststaand; volstrekt; zeker
AdverbRelated TranslationsOther Translations
absolutely absoluut; onvoorwaardelijk; pertinent; ten enenmale; vast en zeker; vaststaand; volstrekt; zeker beslist; enenmale; faliekant; finaal; geheid; hartstikke; helemaal; ongetwijfeld; vast en zeker; vierkant; volstrekt; zeker
certainly absoluut; onvoorwaardelijk; pertinent; ten enenmale; vast en zeker; vaststaand; volstrekt; zeker absoluut; beslist; feitelijk; geheid; gewis; heus; inderdaad; jawel; jazeker; reëel; ronduit; stellig; vast; vast en zeker; voorzeker; waarachtig; waarlijk; welzeker; zeker
definitely absoluut; onvoorwaardelijk; pertinent; ten enenmale; vast en zeker; vaststaand; volstrekt; zeker beslist; definitief; feitelijk; geheid; gewis; heus; inderdaad; jawel; jazeker; onverandelijk; permanent; reëel; stellig; vast; vast en zeker; voorgoed; voorzeker; waarachtig; waarlijk; welzeker; zeker
OtherRelated TranslationsOther Translations
absolutely ja hoor; natuurlijk!
certainly ja hoor; natuurlijk!
ModifierRelated TranslationsOther Translations
sure absoluut; onvoorwaardelijk; pertinent; ten enenmale; vast en zeker; vaststaand; volstrekt; zeker absoluut; beslist; echt; effectief; geheid; gewis; heus; ja; metterdaad; ongetwijfeld; onweerlegbaar; reëel; ronduit; stellig; vast en zeker; voorzeker; waar; waarachtig; waarlijk; warempel; welzeker; werkelijk; zeker
undoubted absoluut; onvoorwaardelijk; pertinent; ten enenmale; vast en zeker; vaststaand; volstrekt; zeker absoluut; beslist; ronduit; stellig; zeker

Wiktionary Translations for vaststaand:


Cross Translation:
FromToVia
vaststaand certain; sure; safe; harmless; benign; secure; reliable; trustworthy; dependable; faithful; responsible sûrdont on ne douter pas ; certain ; indubitable ; vrai.

vaststaan:

vaststaan verb (sta vast, staat vast, stond vast, stonden vast, vast gestaan)

  1. vaststaan
    to stand firm
    • stand firm verb (stands firm, stood firm, standing firm)

Conjugations for vaststaan:

o.t.t.
  1. sta vast
  2. staat vast
  3. staat vast
  4. staat vast
  5. staat vast
  6. staat vast
o.v.t.
  1. stond vast
  2. stond vast
  3. stond vast
  4. stonden vast
  5. stonden vast
  6. stonden vast
v.t.t.
  1. heb vast gestaan
  2. hebt vast gestaan
  3. heeft vast gestaan
  4. hebben vast gestaan
  5. hebben vast gestaan
  6. hebben vast gestaan
v.v.t.
  1. had vast gestaan
  2. had vast gestaan
  3. had vast gestaan
  4. hadden vast gestaan
  5. hadden vast gestaan
  6. hadden vast gestaan
o.t.t.t.
  1. zal vaststaan
  2. zult vaststaan
  3. zal vaststaan
  4. zullen vaststaan
  5. zullen vaststaan
  6. zullen vaststaan
o.v.t.t.
  1. zou vaststaan
  2. zou vaststaan
  3. zou vaststaan
  4. zouden vaststaan
  5. zouden vaststaan
  6. zouden vaststaan
en verder
  1. ben vast gestaan
  2. bent vast gestaan
  3. is vast gestaan
  4. zijn vast gestaan
  5. zijn vast gestaan
  6. zijn vast gestaan
diversen
  1. sta vast!
  2. staat vast!
  3. vast gestaan
  4. vaststaand
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Translation Matrix for vaststaan:

VerbRelated TranslationsOther Translations
stand firm vaststaan handhaven; stand houden; standhouden; zich staande houden