Summary
Dutch
Detailed Translations for klauw from Dutch to English
klauw:
Translation Matrix for klauw:
Noun | Related Translations | Other Translations |
claw | klauw | grijper; vangarm |
hand | hand; jat; klauw; knuist; poot | arbeider; arbeidskracht; boerenknecht; hand; handdruk; handje; hulpje; klerk; knecht; medewerker; personeelslid; werker; werkkracht; werkman; werknemer; wijzer |
palm | hand; jat; klauw; knuist; poot | handpalm; palm |
paw | hand; jat; klauw; knuist; poot | vinger |
Verb | Related Translations | Other Translations |
claw | krassen; zich krabben | |
hand | aanbieden; aangeven; aanreiken; afgeven; geven; overgeven; overhandigen; reiken; toesteken | |
palm | aanpraten; aansmeren | |
paw | krassen; zich krabben |
Related Words for "klauw":
klauwen:
-
klauwen (grijpen; pakken; vangen; verstrikken; vatten)
Conjugations for klauwen:
o.t.t.
- klauw
- klauwt
- klauwt
- klauwen
- klauwen
- klauwen
o.v.t.
- klauwde
- klauwde
- klauwde
- klauwden
- klauwden
- klauwden
v.t.t.
- heb geklauwd
- hebt geklauwd
- heeft geklauwd
- hebben geklauwd
- hebben geklauwd
- hebben geklauwd
v.v.t.
- had geklauwd
- had geklauwd
- had geklauwd
- hadden geklauwd
- hadden geklauwd
- hadden geklauwd
o.t.t.t.
- zal klauwen
- zult klauwen
- zal klauwen
- zullen klauwen
- zullen klauwen
- zullen klauwen
o.v.t.t.
- zou klauwen
- zou klauwen
- zou klauwen
- zouden klauwen
- zouden klauwen
- zouden klauwen
en verder
- is geklauwd
diversen
- klauw!
- klauwt!
- geklauwd
- klauwend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze
Translation Matrix for klauwen:
Related Words for "klauwen":
External Machine Translations: