Summary
Dutch
Detailed Translations for aandienen from Dutch to English
aandienen:
-
aandienen
Conjugations for aandienen:
o.t.t.
- dien aan
- dient aan
- dient aan
- dienen aan
- dienen aan
- dienen aan
o.v.t.
- diende aan
- diende aan
- diende aan
- dienden aan
- dienden aan
- dienden aan
v.t.t.
- heb aangediend
- hebt aangediend
- heeft aangediend
- hebben aangediend
- hebben aangediend
- hebben aangediend
v.v.t.
- had aangediend
- had aangediend
- had aangediend
- hadden aangediend
- hadden aangediend
- hadden aangediend
o.t.t.t.
- zal aandienen
- zult aandienen
- zal aandienen
- zullen aandienen
- zullen aandienen
- zullen aandienen
o.v.t.t.
- zou aandienen
- zou aandienen
- zou aandienen
- zouden aandienen
- zouden aandienen
- zouden aandienen
diversen
- dien aan!
- dient aan!
- aangediend
- aandienende
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze
Translation Matrix for aandienen:
Wiktionary Translations for aandienen:
aandienen
Cross Translation:
verb
-
(overgankelijk) de komst melden van
Cross Translation:
From | To | Via |
---|---|---|
• aandienen | → announce; advertise | ↔ annoncer — Faire connaître. |
• aandienen | → introduce; insert; put away; put in; stow; enclose; enter; input; sheathe; announce; advertise; give notice of | ↔ introduire — Faire entrer une chose dans une autre. |
• aandienen | → publish; announce; advertise; make public; give notice of | ↔ publier — rendre public et notoire. |