Dutch
Detailed Translations for aanduiding from Dutch to English
aanduiding:
-
de aanduiding (benaming; benoeming)
-
de aanduiding (aanwijzing)
the indication -
de aanduiding (id; identificatie)
the identifier– Any text string used as a label, such as the name of a procedure or a variable in a program or the name attached to a hard disk or floppy disk. 1 -
de aanduiding (id)
the identifier– An element of an expression that refers to the value of a field, control, or property. 1
Translation Matrix for aanduiding:
Noun | Related Translations | Other Translations |
denomination | aanduiding; benaming; benoeming | |
identifier | aanduiding; id; identificatie | |
indication | aanduiding; aanwijzing | aanknopingspunt; aanwijzing; indicatie; symptoom; teken |
name | aanduiding; benaming; benoeming | bekendheid; faam; grammaticaal predikaat; merk; merknaam; naam; predikaat; reputatie; roep; term |
term | aanduiding; benaming; benoeming | conditie; eis; frase; gezegde; looptijd; naam; periode; schooltijd; term; termijn; tijdsbestek; tijdsduur; uitdrukking; vereiste; voorwaarde; zegswijze; zin |
title | aanduiding; benaming; benoeming | aanspraak; boektitel; graad; grammaticaal predikaat; opschrift; predikaat; recht; rechtsgrond; rechtstitel; titel; waardigheidstitel; wetenschappelijke graad |
Verb | Related Translations | Other Translations |
name | benoemen; bestempelen; betitelen; dopen; een naam geven; noemen; opnoemen; opsommen; vernoemen | |
term | benoemen; een naam geven; noemen; vernoemen |
Wiktionary Translations for aanduiding:
aanduiding
noun
-
indication for reference or measurement
- mark → teken; aanduiding; markering
-
something signified or referred to