Dutch
Detailed Translations for aaneenlassen from Dutch to English
aaneenlassen:
-
aaneenlassen (lassen)
Conjugations for aaneenlassen:
o.t.t.
- las aaneen
- last aaneen
- last aaneen
- lassen aaneen
- lassen aaneen
- lassen aaneen
o.v.t.
- laste aaneen
- laste aaneen
- laste aaneen
- lasten aaneen
- lasten aaneen
- lasten aaneen
v.t.t.
- heb aaneengelast
- hebt aaneengelast
- heeft aaneengelast
- hebben aaneengelast
- hebben aaneengelast
- hebben aaneengelast
v.v.t.
- had aaneengelast
- had aaneengelast
- had aaneengelast
- hadden aaneengelast
- hadden aaneengelast
- hadden aaneengelast
o.t.t.t.
- zal aaneenlassen
- zult aaneenlassen
- zal aaneenlassen
- zullen aaneenlassen
- zullen aaneenlassen
- zullen aaneenlassen
o.v.t.t.
- zou aaneenlassen
- zou aaneenlassen
- zou aaneenlassen
- zouden aaneenlassen
- zouden aaneenlassen
- zouden aaneenlassen
diversen
- las aaneen!
- last aaneen!
- aaneengelast
- aaneenlassende
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze
Translation Matrix for aaneenlassen:
Noun | Related Translations | Other Translations |
join | aanvoegen; join | |
weld | smeden | |
Verb | Related Translations | Other Translations |
join | aaneenlassen; lassen | aaneenschakelen; aansluiten; bij elkaar brengen; bijdoen; bijeen komen; bijeenbrengen; bijsluiten; bijvoegen; binden; bundelen; combineren; concentreren; deelnemen; een combinatie maken; erbij komen; erbij voegen; in de val laten lopen; knevelen; knopen; koppelen; lassen; meedoen; participeren; samenbrengen; samenkomen; samenvoegen; strikken; toevoegen; vastbinden; vastmaken; verbinden; voegen; zich voegen |
weld | aaneenlassen; lassen | lassen |
Modifier | Related Translations | Other Translations |
join | mede; mee |