Dutch
Detailed Translations for aansnijden from Dutch to English
aansnijden:
-
aansnijden (te berde brengen; ter sprake brengen; aanvoeren; entameren; opwerpen; aankaarten; op tafel leggen; opperen)
to broach a subject; to raise; to put forward; to initiate; to broach; to sting; to reap; to bring up; to put on the table; to cut into; to throw up; to toss up; to cut; toss in the air-
toss in the air verb
-
aansnijden (gesprek aanknopen; ter sprake brengen; starten; entameren; openen; opwerpen; te berde brengen; aankaarten; aanknopen)
-
aansnijden (aankaarten; ter sprake brengen; op tafel leggen)
Conjugations for aansnijden:
o.t.t.
- snijd aan
- snijdt aan
- snijdt aan
- snijden aan
- snijden aan
- snijden aan
o.v.t.
- sneed aan
- sneed aan
- sneed aan
- sneden aan
- sneden aan
- sneden aan
v.t.t.
- heb aangesneden
- hebt aangesneden
- heeft aangesneden
- hebben aangesneden
- hebben aangesneden
- hebben aangesneden
v.v.t.
- had aangesneden
- had aangesneden
- had aangesneden
- hadden aangesneden
- hadden aangesneden
- hadden aangesneden
o.t.t.t.
- zal aansnijden
- zult aansnijden
- zal aansnijden
- zullen aansnijden
- zullen aansnijden
- zullen aansnijden
o.v.t.t.
- zou aansnijden
- zou aansnijden
- zou aansnijden
- zouden aansnijden
- zouden aansnijden
- zouden aansnijden
diversen
- snijd aan!
- snijdt aan!
- aangesneden
- aansnijdende
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze
-
aansnijden (entameren)
Translation Matrix for aansnijden:
Related Definitions for "aansnijden":
Wiktionary Translations for aansnijden:
aansnijden
Cross Translation:
verb
aansnijden
-
het eerste stuk er afsnijden
- aansnijden → cut
verb
-
to bring up (a topic)
Cross Translation:
From | To | Via |
---|---|---|
• aansnijden | → begin; commence; start; collide with; crash into; bring up; broach; land; address; accost; hitch on; hook on; attach; approach; deal with; tackle; berth | ↔ aborder — intransitif|fr marine|fr arriver au bord, prendre terre. |