Summary
Dutch to English:   more detail...
  1. aanstrepen:


Dutch

Detailed Translations for aanstrepen from Dutch to English

aanstrepen:

aanstrepen [znw.] noun

  1. aanstrepen
    the marking
  2. aanstrepen (afvinken; aankruisen)
    the ticking off; the checking off

aanstrepen verb (streep aan, streept aan, streepte aan, streepten aan, aangestreept)

  1. aanstrepen (vinken; afvinken)
    to mark; to tick off
    – put a check mark on or near or next to 1
    • mark verb (marks, marked, marking)
    • tick off verb (ticks off, ticked off, ticking off)
      • tick off the items1

Conjugations for aanstrepen:

o.t.t.
  1. streep aan
  2. streept aan
  3. streept aan
  4. strepen aan
  5. strepen aan
  6. strepen aan
o.v.t.
  1. streepte aan
  2. streepte aan
  3. streepte aan
  4. streepten aan
  5. streepten aan
  6. streepten aan
v.t.t.
  1. heb aangestreept
  2. hebt aangestreept
  3. heeft aangestreept
  4. hebben aangestreept
  5. hebben aangestreept
  6. hebben aangestreept
v.v.t.
  1. had aangestreept
  2. had aangestreept
  3. had aangestreept
  4. hadden aangestreept
  5. hadden aangestreept
  6. hadden aangestreept
o.t.t.t.
  1. zal aanstrepen
  2. zult aanstrepen
  3. zal aanstrepen
  4. zullen aanstrepen
  5. zullen aanstrepen
  6. zullen aanstrepen
o.v.t.t.
  1. zou aanstrepen
  2. zou aanstrepen
  3. zou aanstrepen
  4. zouden aanstrepen
  5. zouden aanstrepen
  6. zouden aanstrepen
diversen
  1. streep aan!
  2. streept aan!
  3. aangestreept
  4. aanstrepende
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Translation Matrix for aanstrepen:

NounRelated TranslationsOther Translations
checking off aankruisen; aanstrepen; afvinken
mark beoordelingscijfer; cijfer; doelschijf; eigenschap; etiket; herkenningsteken; iemand kenmerken; kenmerk; kenteken; litteken; merk; merkteken; onderscheidingsteken; punt; rapportcijfer; schietschijf; schoolcijfer
marking aanstrepen aftekening; mandekking; tekening
ticking off aankruisen; aanstrepen; afvinken uitbranders
VerbRelated TranslationsOther Translations
mark aanstrepen; afvinken; vinken aankruisen; branden; brandmerken; inbranden; karakteriseren; kenmerken; kenschetsen; keurmerken; markeren; merken; tekenen; typeren; van stigma's voorzien
tick off aanstrepen; afvinken; vinken aanstippen; aantippen; tippen; uitfoeteren; uitkafferen; uitschelden; uitvloeken