Summary
Dutch to English: more detail...
-
aanwakkeren:
- stir up; fan; blow; blow the fire; fan a flame; stoke up; poke up; instigate; incite; bait
- Wiktionary:
Dutch
Detailed Translations for aanwakkeren from Dutch to English
aanwakkeren:
Conjugations for aanwakkeren:
o.t.t.
- wakker aan
- wakkert aan
- wakkert aan
- wakkeren aan
- wakkeren aan
- wakkeren aan
o.v.t.
- wakkerde aan
- wakkerde aan
- wakkerde aan
- wakkerden aan
- wakkerden aan
- wakkerden aan
v.t.t.
- heb aangewakkerd
- hebt aangewakkerd
- heeft aangewakkerd
- hebben aangewakkerd
- hebben aangewakkerd
- hebben aangewakkerd
v.v.t.
- had aangewakkerd
- had aangewakkerd
- had aangewakkerd
- hadden aangewakkerd
- hadden aangewakkerd
- hadden aangewakkerd
o.t.t.t.
- zal aanwakkeren
- zult aanwakkeren
- zal aanwakkeren
- zullen aanwakkeren
- zullen aanwakkeren
- zullen aanwakkeren
o.v.t.t.
- zou aanwakkeren
- zou aanwakkeren
- zou aanwakkeren
- zouden aanwakkeren
- zouden aanwakkeren
- zouden aanwakkeren
diversen
- wakker aan!
- wakkert aan!
- aangewakkerd
- aanwakkerende
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze
Translation Matrix for aanwakkeren:
Wiktionary Translations for aanwakkeren:
aanwakkeren
Cross Translation:
verb
-
sterker worden
- aanwakkeren → increase
Cross Translation:
From | To | Via |
---|---|---|
• aanwakkeren | → stimulate; excite; agitate | ↔ exciter — Engager, porter à. |
• aanwakkeren | → bristle; incense; rile; get angry; tousle; excite; agitate; rouse; stir up; exasperate; work up; stir; arouse | ↔ hérisser — dresser ses cheveux, ses poils, ses plumes, en parlant de l’homme et des animaux. |
• aanwakkeren | → stimulate; encourage; urge; prod; spur on; spur; instigate; stir up; impel; prompt; stir; abet; trigger | ↔ inciter — pousser, déterminer à faire quelque chose. |