Summary
Dutch to English:   more detail...
  1. aanzetting:


Dutch

Detailed Translations for aanzetting from Dutch to English

aanzetting:

aanzetting [de ~ (v)] noun

  1. de aanzetting (aanzetstuk; aanzetsel)
    the extension; the adding; the joining

Translation Matrix for aanzetting:

NounRelated TranslationsOther Translations
adding aanzetsel; aanzetstuk; aanzetting inhoud; waarmee iets gevuld is
extension aanzetsel; aanzetstuk; aanzetting aanbouw; aanvoeging; aanvulling; bestandsextensie; bijgebouw; bijmenging; bijvoeging; bijvoegsel; dependance; doortrekking; expansie; extensie; groei; toename; toevoeging; uitbouw; uitbreiding; uitschuifblad; uittrekblad; uitzetting; vergroting
joining aanzetsel; aanzetstuk; aanzetting verbinden
ModifierRelated TranslationsOther Translations
joining toetredend; verbindend