Summary
Dutch to English:   more detail...
  1. afgeleid:
  2. afleiden:
  3. Wiktionary:
  4. User Contributed Translations for afgeleid:
    • inferred


Dutch

Detailed Translations for afgeleid from Dutch to English

afgeleid:

afgeleid adj

  1. afgeleid (stammend van)

Translation Matrix for afgeleid:

AdjectiveRelated TranslationsOther Translations
derived afgeleid; stammend van
ModifierRelated TranslationsOther Translations
stemming from afgeleid; stammend van

afgeleid form of afleiden:

afleiden verb (leid af, leidt af, leidde af, leidden af, afgeleid)

  1. afleiden (deduceren)
    to deduce; to deduct; to conclude
    • deduce verb (deduces, deduced, deducing)
    • deduct verb (deducts, deducted, deducting)
    • conclude verb (concludes, concluded, concluding)

Conjugations for afleiden:

o.t.t.
  1. leid af
  2. leidt af
  3. leidt af
  4. leiden af
  5. leiden af
  6. leiden af
o.v.t.
  1. leidde af
  2. leidde af
  3. leidde af
  4. leidden af
  5. leidden af
  6. leidden af
v.t.t.
  1. heb afgeleid
  2. hebt afgeleid
  3. heeft afgeleid
  4. hebben afgeleid
  5. hebben afgeleid
  6. hebben afgeleid
v.v.t.
  1. had afgeleid
  2. had afgeleid
  3. had afgeleid
  4. hadden afgeleid
  5. hadden afgeleid
  6. hadden afgeleid
o.t.t.t.
  1. zal afleiden
  2. zult afleiden
  3. zal afleiden
  4. zullen afleiden
  5. zullen afleiden
  6. zullen afleiden
o.v.t.t.
  1. zou afleiden
  2. zou afleiden
  3. zou afleiden
  4. zouden afleiden
  5. zouden afleiden
  6. zouden afleiden
diversen
  1. leid af!
  2. leidt af!
  3. afgeleid
  4. afleidende
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

afleiden [znw.] noun

  1. afleiden (deduceren)
    the deduction

Translation Matrix for afleiden:

NounRelated TranslationsOther Translations
deduct afname; daling; teruggang; terugloop; vermindering
deduction afleiden; deduceren aftrek; aftrekking; deductie; korting; prijsverlaging; reductie; vermindering
VerbRelated TranslationsOther Translations
conclude afleiden; deduceren afsluiten; beëindigen; concluderen; een einde maken aan; een gevolgtrekking maken; eindigen; iets afleiden uit; naar einde toewerken; ophouden; opmaken uit; stoppen
deduce afleiden; deduceren concluderen; iets afleiden uit
deduct afleiden; deduceren afhouden; aftrekken; in mindering brengen; inhouden; verrekenen
- opmaken

Synonyms for "afleiden":


Related Definitions for "afleiden":

  1. ervoor zorgen dat de aandacht ergens anders op gericht wordt1
    • Jan is erg druk met de zaak bezig, we moeten hem wat afleiden1
  2. woorden vormen uit andere woorden1
    • het woord 'Nederlander' is afgeleid van 'Nederland'1
  3. het begrijpen uit iets anders1
    • uit zijn woorden leid ik af dat hij haast heeft1

Wiktionary Translations for afleiden:

afleiden
verb
  1. de aandacht opvragen
afleiden
verb
  1. to form an opinion, infer
  2. To use logic to arrive at truth.
  3. math: to calculate the derivative
  4. create (a compound) from another by means of a reaction
  5. find the derivation of (a word or phrase)
  6. deduce (a conclusion) by reasoning
  7. obtain (something) from something else
  8. to draw off
  9. to change or alter in a particular direction

Cross Translation:
FromToVia
afleiden differentiate differenzierenMathematik: die Ableitung einer Funktion bilden
afleiden conclude; abstract; gather; induce; infer; find conclure — Traductions à trier suivant le sens
afleiden distract; entertain; amuse; divert; take away; remove; abstract distrairedétourner de quelque application.
afleiden deduct; deduce; gather; abstract déduiresoustraire d’une somme à payer telle ou telle fraction qui n’est pas à verser.
afleiden derive dériver — Tirer son origine de quelque part
afleiden derive dériver — Être issu par dérivation propre ou impropre