Summary
Dutch to English:   more detail...
  1. back:


Dutch

Detailed Translations for back from Dutch to English

back:

back [de ~ (m)] noun

  1. de back (achterspeler)
    the back

Translation Matrix for back:

NounRelated TranslationsOther Translations
back achterspeler; back achterkant; achterzijde; leuning; rug; rugleuning; rugzijde
VerbRelated TranslationsOther Translations
back assisteren; bijspringen; bijstaan; financieren; helpen; ondersteunen; opkomen voor; seconderen; weldoen
ModifierRelated TranslationsOther Translations
back achteruit; achterwaarts; andermaal; eertijds; naar achter; naar achteren; nogmaals; opnieuw; rugwaarts; terug; voorheen; voormaals; vroeger; weder; wederom; weer; weerom

Related Words for "back":

  • backen, backs