Summary
Dutch
Detailed Translations for behagen from Dutch to English
behagen:
Conjugations for behagen:
o.t.t.
- behaag
- behaagt
- behaagt
- behagen
- behagen
- behagen
o.v.t.
- behaagde
- behaagde
- behaagde
- behaagden
- behaagden
- behaagden
v.t.t.
- heb behaagd
- hebt behaagd
- heeft behaagd
- hebben behaagd
- hebben behaagd
- hebben behaagd
v.v.t.
- had behaagd
- had behaagd
- had behaagd
- hadden behaagd
- hadden behaagd
- hadden behaagd
o.t.t.t.
- zal behagen
- zult behagen
- zal behagen
- zullen behagen
- zullen behagen
- zullen behagen
o.v.t.t.
- zou behagen
- zou behagen
- zou behagen
- zouden behagen
- zouden behagen
- zouden behagen
diversen
- behaag!
- behaagt!
- behaagd
- behagend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze