Summary
Dutch to English:   more detail...
  1. bekrachtigen:
  2. Wiktionary:
  3. User Contributed Translations for bekrachtigen:
    • empower


Dutch

Detailed Translations for bekrachtigen from Dutch to English

bekrachtigen:

bekrachtigen verb (bekrachtig, bekrachtigt, bekrachtigde, bekrachtigden, bekrachtigd)

  1. bekrachtigen (certificeren; waarmerken; bestempelen; merken)
    to certify; to authenticate; to notice; to confirm; to ratify; to assent; to uphold; to signal
    • certify verb (certifies, certified, certifying)
    • authenticate verb (authenticates, authenticated, authenticating)
    • notice verb (notices, noticed, noticing)
    • confirm verb (confirms, confirmed, confirming)
    • ratify verb (ratifies, ratified, ratifying)
    • assent verb (assents, assented, assenting)
    • uphold verb (upholds, upheld, upholding)
    • signal verb (signals, signalled, signalling)
  2. bekrachtigen (goedkeuren; bevestigen; homologeren; bezegelen)
    to confirm; to validate; to ratify; to support; to uphold; to bear out; to seal
    • confirm verb (confirms, confirmed, confirming)
    • validate verb (validates, validated, validating)
    • ratify verb (ratifies, ratified, ratifying)
    • support verb (supports, supported, supporting)
    • uphold verb (upholds, upheld, upholding)
    • bear out verb (bears out, bearing out)
    • seal verb (seals, sealed, sealing)

Conjugations for bekrachtigen:

o.t.t.
  1. bekrachtig
  2. bekrachtigt
  3. bekrachtigt
  4. bekrachtigen
  5. bekrachtigen
  6. bekrachtigen
o.v.t.
  1. bekrachtigde
  2. bekrachtigde
  3. bekrachtigde
  4. bekrachtigden
  5. bekrachtigden
  6. bekrachtigden
v.t.t.
  1. heb bekrachtigd
  2. hebt bekrachtigd
  3. heeft bekrachtigd
  4. hebben bekrachtigd
  5. hebben bekrachtigd
  6. hebben bekrachtigd
v.v.t.
  1. had bekrachtigd
  2. had bekrachtigd
  3. had bekrachtigd
  4. hadden bekrachtigd
  5. hadden bekrachtigd
  6. hadden bekrachtigd
o.t.t.t.
  1. zal bekrachtigen
  2. zult bekrachtigen
  3. zal bekrachtigen
  4. zullen bekrachtigen
  5. zullen bekrachtigen
  6. zullen bekrachtigen
o.v.t.t.
  1. zou bekrachtigen
  2. zou bekrachtigen
  3. zou bekrachtigen
  4. zouden bekrachtigen
  5. zouden bekrachtigen
  6. zouden bekrachtigen
diversen
  1. bekrachtig!
  2. bekrachtigt!
  3. bekrachtigd
  4. bekrachtigend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Translation Matrix for bekrachtigen:

NounRelated TranslationsOther Translations
assent bijval; instemming
notice bekijks; congé; convocatie; huuropzegging; informatie; kennisgeving; mededeling; opheldering; toelichting; uiteenzetting; uitleg; verduidelijking; verklaring; verwittiging
seal ijk; ijkmerk; inktstempel; keur; plakzegel; rob; stempel; verzegeling; waarborg; zeehond; zeerob; zegel
signal geluidssein; geluidssignaal; sein; signaal; teken; wenk
support aanhangen; aanmoedigen; aanmoediging; aansporen; aansporing; aanvuren; assistentie; bijstand; dienst; dienstbetoon; driepoot; gunst; houvast; hulpbetoon; kost; medewerking; onderbouwing; onderhoud; onderhoudsgeld; onderstel; ondersteuning; opwekking; poot; rugsteun; schoorbalk; schraagpijler; schuinse steunbalk; sokkel; staander; steun; steunbalk; stimulans; stimuleren; stut; stutbalk; support; toejuichen; voedsel; voet; voetstuk; zuilvoet
VerbRelated TranslationsOther Translations
assent bekrachtigen; bestempelen; certificeren; merken; waarmerken
authenticate bekrachtigen; bestempelen; certificeren; merken; waarmerken
bear out bekrachtigen; bevestigen; bezegelen; goedkeuren; homologeren
certify bekrachtigen; bestempelen; certificeren; merken; waarmerken
confirm bekrachtigen; bestempelen; bevestigen; bezegelen; certificeren; goedkeuren; homologeren; merken; waarmerken aan elkaar bevestigen; autoriseren; beamen; bevestigen; conformeren; fiatteren; goedkeuren; goedvinden; onderschrijven; staven; toestemming verlenen; vastmaken
notice bekrachtigen; bestempelen; certificeren; merken; waarmerken aanschouwen; bekijken; bemerken; bespeuren; gewaarworden; kijken; merken; onderscheiden; ontwaren; opmerken; signaleren; staren; te zien krijgen; turen; uit elkaar houden; uiteenhouden; voelen; waarnemen; zien
ratify bekrachtigen; bestempelen; bevestigen; bezegelen; certificeren; goedkeuren; homologeren; merken; waarmerken ratificeren
seal bekrachtigen; bevestigen; bezegelen; goedkeuren; homologeren afdichten; bezegelen; dichten; dichtmaken; dichtstoppen; stempel zetten; stempelen; stoppen; van zegel voorzien; verzegelen
signal bekrachtigen; bestempelen; certificeren; merken; waarmerken attenderen; bemerken; gewaarworden; merken; opmerken; seinen; signalen geven; signaleren; waarnemen; wijzen
support bekrachtigen; bevestigen; bezegelen; goedkeuren; homologeren aanmoedigen; activeren; behouden; bezielen; bijspringen; bijvallen; dragen; financieel steunen; financieren; in stand houden; instemmen; meehelpen; met palen stutten; onderhouden; ondersteunen; oppeppen; opwekken; rugsteunen; schoren; schragen; steunen; stimuleren; stutten; van mening zijn; voorstaan
uphold bekrachtigen; bestempelen; bevestigen; bezegelen; certificeren; goedkeuren; homologeren; merken; waarmerken handhaven; stand houden
validate bekrachtigen; bevestigen; bezegelen; goedkeuren; homologeren autoriseren; fiatteren; goedkeuren; goedvinden; ratificeren; toestemming verlenen; valideren

Wiktionary Translations for bekrachtigen:

bekrachtigen
verb
  1. kracht van wet geven
bekrachtigen
verb
  1. give formal consent to

Cross Translation:
FromToVia
bekrachtigen confirm; reinforce; reaffirm bekräftigen — (transitiv) etwas mit Nachdruck bestätigen
bekrachtigen confirm; corroborate; acknowledge; affirm; establish; uphold confirmer — Faire persister quelqu’un dans une opinion, dans une résolution, l’affermir dans cette opinion, dans cette résolution.
bekrachtigen corroborate corroborer — (figuré) fortifier.