Noun | Related Translations | Other Translations |
forward
|
|
aanvaller; spitsspeler; voorhoedespeler; voorspeler
|
Verb | Related Translations | Other Translations |
forward
|
|
doen toekomen; doorsturen; doorverbinden; doorzenden; iem. iets sturen; naar voren plaatsen; nasturen; opsturen; overmaken; posten; toezenden; vervroegen; vroeger uitvoeren dan gepland; zenden
|
Adjective | Related Translations | Other Translations |
chivalrous
|
beleefd; beschaafd; gemanierd; voorkomend; wellevend; welopgevoed
|
beschaafd; fatsoenlijk; netjes; welgemanierd; welopgevoed
|
civil
|
beleefd; beschaafd; gemanierd; voorkomend; wellevend; welopgevoed
|
beschaafd; burgerlijk; civiel; fatsoenlijk; geciviliseerd; gecultiveerd; netjes; ontwikkeld; ordentelijk
|
complaisant
|
beleefd; beschaafd; gemanierd; voorkomend; wellevend; welopgevoed
|
aanspreekbaar; behulpzaam; benaderbaar; bereidwillig; gedienstig; gedwee; genaakbaar; gewillig; inschikkelijk; meegaand; soepel; toegankelijk; toegeeflijk; toegevend; toeschietelijk
|
courteous
|
beleefd; beschaafd; gemanierd; voorkomend; wellevend; welopgevoed
|
attent; beschaafd; fatsoenlijk; galant; geciviliseerd; gecultiveerd; hoffelijk; netjes; ontwikkeld; ridderlijk; voorkomend; welgemanierd; wellevend; welopgevoed
|
courtly
|
beleefd; beschaafd; gemanierd; voorkomend; wellevend; welopgevoed
|
attent; galant; hoffelijk; hoofs; ridderlijk; voorkomend
|
obliging
|
beleefd; beschaafd; gemanierd; voorkomend; wellevend; welopgevoed
|
aanspreekbaar; behulpzaam; benaderbaar; bereidvaardig; bereidwillig; dienstbaar; dienstvaardig; dienstwillig; gedienstig; gedwee; genaakbaar; gewillig; inschikkelijk; meegaand; soepel; tegemoetkomend; toegankelijk; toegeeflijk; toegevend; toeschietelijk; verplichtend; voorkomend; vriendelijke; welwillend; willig
|
pliable
|
beleefd; beschaafd; gemanierd; voorkomend; wellevend; welopgevoed
|
aanspreekbaar; benaderbaar; buigbaar; flexibel; gedwee; genaakbaar; gewillig; inschikkelijk; kneedbaar; meegaand; onderworpen; plooibaar; soepel; toegankelijk; toegeeflijk; toegevend; toeschietelijk; volgzaam; vormbaar; vouwbaar
|
pliant
|
beleefd; beschaafd; gemanierd; voorkomend; wellevend; welopgevoed
|
aanspreekbaar; benaderbaar; buigzaam; flexibel; genaakbaar; meegaand; soepel; toegankelijk; toeschietelijk
|
polite
|
beleefd; beschaafd; gemanierd; voorkomend; wellevend; welopgevoed
|
attent; beschaafd; galant; geciviliseerd; gecultiveerd; hoffelijk; ontwikkeld; ridderlijk; voorkomend
|
responsive
|
beleefd; beschaafd; gemanierd; voorkomend; wellevend; welopgevoed
|
aanspreekbaar; benaderbaar; genaakbaar; toegankelijk; toeschietelijk
|
well-educated
|
beleefd; beschaafd; gemanierd; voorkomend; wellevend; welopgevoed
|
belezen; erudiet; geletterd; gestudeerd; hooggeleerd; ontwikkeld; wijs; zeer geleerd; zeer ontwikkeld
|
well-mannered
|
beleefd; beschaafd; gemanierd; voorkomend; wellevend; welopgevoed
|
beschaafd; fatsoenlijk; hoofs; netjes; welgemanierd; welopgevoed
|
-
|
behoorlijk; fatsoenlijk; keurig
|
|
Adverb | Related Translations | Other Translations |
-
|
netjes
|
|
Modifier | Related Translations | Other Translations |
forward
|
beleefd; beschaafd; gemanierd; voorkomend; wellevend; welopgevoed
|
aanspreekbaar; benaderbaar; geavanceerd; genaakbaar; progressief; toegankelijk; toeschietelijk; voort; vooruitstrevend; voorwaarts
|
mannerly
|
beleefd; beschaafd; gemanierd; voorkomend; wellevend; welopgevoed
|
hoofs
|
well bred
|
beleefd; beschaafd; gemanierd; voorkomend; wellevend; welopgevoed
|
|
well educated
|
beleefd; beschaafd; gemanierd; voorkomend; wellevend; welopgevoed
|
|