Summary
Dutch to English: more detail...
- bevestigen:
- Wiktionary:
-
User Contributed Translations for bevestigen:
- corroborate, ensure
Dutch
Detailed Translations for bevestigen from Dutch to English
bevestigen:
-
bevestigen (beamen; onderschrijven; staven)
-
bevestigen (bekrachtigen; goedkeuren; homologeren; bezegelen)
-
bevestigen (ergens aan bevestigen; vastzetten; vastmaken)
-
bevestigen (aanhechten; hechten)
-
bevestigen (vastmaken; vastleggen; verzekeren; verbinden; vastzetten; vastbinden)
-
bevestigen (aan elkaar knopen; verbinden; knopen)
-
bevestigen
Conjugations for bevestigen:
o.t.t.
- bevestig
- bevestigt
- bevestigt
- bevestigen
- bevestigen
- bevestigen
o.v.t.
- bevestigde
- bevestigde
- bevestigde
- bevestigden
- bevestigden
- bevestigden
v.t.t.
- heb bevestigd
- hebt bevestigd
- heeft bevestigd
- hebben bevestigd
- hebben bevestigd
- hebben bevestigd
v.v.t.
- had bevestigd
- had bevestigd
- had bevestigd
- hadden bevestigd
- hadden bevestigd
- hadden bevestigd
o.t.t.t.
- zal bevestigen
- zult bevestigen
- zal bevestigen
- zullen bevestigen
- zullen bevestigen
- zullen bevestigen
o.v.t.t.
- zou bevestigen
- zou bevestigen
- zou bevestigen
- zouden bevestigen
- zouden bevestigen
- zouden bevestigen
diversen
- bevestig!
- bevestigt!
- bevestigd
- bevestigend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze
Translation Matrix for bevestigen:
Antonyms for "bevestigen":
Related Definitions for "bevestigen":
Wiktionary Translations for bevestigen:
bevestigen
Cross Translation:
verb
bevestigen
verb
-
attach an object
-
To prove and cause to be accepted as true; to establish a fact; to demonstrate
-
support
-
to assure
-
to tie a line
-
To hang or attach to, as by a string
Cross Translation:
From | To | Via |
---|---|---|
• bevestigen | → affix; attach | ↔ befestigen — etwas an einer Stelle so anbringen, dass es hält |
• bevestigen | → confirm; authenticate | ↔ bestätigen — den Wahrheitsgehalt einer Aussage oder eines Sachverhalts bejahen oder zumindest erhärten |
• bevestigen | → assent; say yes; assert; state; aver | ↔ affirmer — assurer, soutenir qu’une chose est vraie. |
• bevestigen | → confirm; corroborate; acknowledge; affirm; establish; uphold | ↔ confirmer — Faire persister quelqu’un dans une opinion, dans une résolution, l’affermir dans cette opinion, dans cette résolution. |
• bevestigen | → fix; affix; attach; determine; fasten; secure; set; stick; appoint; define; allot | ↔ fixer — attacher, affermir, rendre immobile, maintenir en place. |