Dutch
Detailed Translations for bijleren from Dutch to English
bijleren:
-
bijleren
Translation Matrix for bijleren:
Noun | Related Translations | Other Translations |
coach | autobus; bus; coach; karos; koets; oefenmeester; omnibus; reiswagen; rijtuig; spoorrijtuig; toerauto; touringcar | |
tutor | begeleider; curator; docent; instructeur; leerkracht; leermeester; leraar; meester; mentor; oefenmeester; onderwijzer; opleider; opleidster; opvoeder; pedant; schoolmeester; voogd | |
Verb | Related Translations | Other Translations |
coach | bijleren | |
teach | bijleren | bijbrengen; doceren; inlichten; leren; lesgeven; onderrichten; onderwijzen; voorlichten |
tutor | bijleren | bekwamen; coachen; harden; oefenen; ontwikkelen; opleiden; scholen; trainen |