Noun | Related Translations | Other Translations |
discharge
|
|
afdanken; afschaffen; afvoer; afwatering; decharge; emissie; kwijting; loslating; lossing; lozing; ontlading; ontslaan; ontslaan van werknemers; ontslag; plotselinge uitbarsting; uit de dienst ontslaan; uitlading; uitstoot; vrijlating; waterafvoer
|
fire
|
|
brand; fik; gloed; haardvuur; hartstocht; hartstochtelijkheid; kachel; kacheltje; kleine kachel; overgave; passie; schieten; verwarming; vuren; vurigheid; vuur
|
Verb | Related Translations | Other Translations |
be discharged
|
aan de dijk zetten; afdanken; afvloeien; congé geven; eruit gooien; van zijn positie verdrijven
|
|
cast out
|
aan de dijk zetten; afdanken; afvloeien; congé geven; eruit gooien; van zijn positie verdrijven
|
uitgooien; uitwerpen
|
discharge
|
aan de dijk zetten; afdanken; afvloeien; congé geven; eruit gooien; van zijn positie verdrijven
|
afladen; afscheiden; afvoeren; dwingen ontslag te nemen; iets uitladen; kwijten; lossen; lozen; ontheffen; ontladen; ontslaan; pasporteren; uitscheiden; uitstoten; uitsturen; uitwerpen; verzenden; wegsturen; wegzenden
|
dismiss
|
aan de dijk zetten; afdanken; afvloeien; congé geven; eruit gooien; van zijn positie verdrijven
|
afzien van rechtsvervolging; dwingen ontslag te nemen; ontheffen; ontslaan; seponeren; uitsturen; van zich afzetten; verwijderen; verzenden; wegsturen; wegzenden
|
fire
|
aan de dijk zetten; afdanken; afvloeien; congé geven; eruit gooien; van zijn positie verdrijven
|
aanmoedigen; aanvuren; afbranden; afschieten; afvuren; bezielen; leegbranden; ontheffen; ontslaan; platbranden; schieten; schoten lossen; toejuichen; uitbranden; uitsturen; verzenden; vuren; wegsturen; wegzenden
|
lay off
|
aan de dijk zetten; afdanken; afvloeien; congé geven; eruit gooien; van zijn positie verdrijven
|
afhouden; afkeren; afwenden; ontheffen; ontslaan; terughouden; uitsturen; verzenden; wegsturen; wegzenden
|
sack
|
aan de dijk zetten; afdanken; afvloeien; congé geven; eruit gooien; van zijn positie verdrijven
|
ontheffen; ontslaan; uitsturen; verzenden; wegsturen; wegzenden
|
throw out
|
aan de dijk zetten; afdanken; afvloeien; congé geven; eruit gooien; van zijn positie verdrijven
|
uitgooien; uitwerpen; weggooien; wegsmijten
|