Dutch
Detailed Translations for dichtspelden from Dutch to English
dichtspelden:
-
dichtspelden
Conjugations for dichtspelden:
o.t.t.
- speld dicht
- speldt dicht
- speldt dicht
- spelden dicht
- spelden dicht
- spelden dicht
o.v.t.
- speldde dicht
- speldde dicht
- speldde dicht
- speldden dicht
- speldden dicht
- speldden dicht
v.t.t.
- heb dichtgespeld
- hebt dichtgespeld
- heeft dichtgespeld
- hebben dichtgespeld
- hebben dichtgespeld
- hebben dichtgespeld
v.v.t.
- had dichtgespeld
- had dichtgespeld
- had dichtgespeld
- hadden dichtgespeld
- hadden dichtgespeld
- hadden dichtgespeld
o.t.t.t.
- zal dichtspelden
- zult dichtspelden
- zal dichtspelden
- zullen dichtspelden
- zullen dichtspelden
- zullen dichtspelden
o.v.t.t.
- zou dichtspelden
- zou dichtspelden
- zou dichtspelden
- zouden dichtspelden
- zouden dichtspelden
- zouden dichtspelden
en verder
- is dichtgespeld
- zijn dichtgespeld
diversen
- speld dicht!
- speldt dicht!
- dichtgespeld
- dichtspeldend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze
Translation Matrix for dichtspelden:
Noun | Related Translations | Other Translations |
pin | borgmoer; klem; pen; pin; speld; speldje; spie | |
Verb | Related Translations | Other Translations |
pin | dichtspelden | pinnen; spelden; vastmaken; vastpinnen; vastprikken; vastspelden |