Dutch

Detailed Translations for ding from Dutch to English

ding:

ding [het ~] noun

  1. het ding (voorwerp; goed; artikel; )
    the article
    – one of a class of artifacts 1
    • article [the ~] noun
      • an article of clothing1
    the good; the object; the item; the matter; the thing; the gadget

Translation Matrix for ding:

NounRelated TranslationsOther Translations
article artikel; ding; goed; item; object; voorwerp; zaak artikel; bericht; handelsartikel; handelsproduct; lidwoord; publicatie; stuk
gadget artikel; ding; goed; item; object; voorwerp; zaak gadget; hebbeding; modeartikel; nieuwtje; snufje; snuisterij
good artikel; ding; goed; item; object; voorwerp; zaak product
item artikel; ding; goed; item; object; voorwerp; zaak Outlook-item; artikel; item; onderwerp; subject; thema; thema van een boek
matter artikel; ding; goed; item; object; voorwerp; zaak aangelegenheid; affaire; bik; feit; gebeurtenis; geval; gruis; incident; kwestie; macadam; materie; metselspecie; mortel; probleem; puin; split; steengruis; steenslag; stof; substantie; voorval; vraagstuk; zaak
object artikel; ding; goed; item; object; voorwerp; zaak doel; doelwit; mikpunt; object
thing artikel; ding; goed; item; object; voorwerp; zaak
- zaak
VerbRelated TranslationsOther Translations
matter afzetten; uitdoen; uitmaken; uitschakelen; uitzetten
object eisen; in tegenspraak zijn met; protesteren; reclameren; tegenspreken; tegenwerpen; weerspreken
ModifierRelated TranslationsOther Translations
good aangenaam; akkoord; behaaglijk; bekwaam; braaf; capabel; competent; deskundig; deugdzaam; fijn; geschikt; in orde; leuk; lief; mee eens; oordeelkundig; plezant; plezierig; prettig; ter zake kundig; vakbekwaam; vakkundig; voorbeeldig; zoet

Related Words for "ding":


Synonyms for "ding":


Related Definitions for "ding":

  1. voorwerp2
    • hoe heet dat ding ook al weer?2

Wiktionary Translations for ding:

ding
noun
  1. voorwerp
ding
noun
  1. referring to an object whose name is unknown or cannot be recalled
  2. public assembly
  3. that which is considered to exist as a separate entity, object, quality or concept

Cross Translation:
FromToVia
ding thing Ding(Plural 1) Angelegenheit (verallgemeinernd)
ding thing Ding(Plural 2) junges Mädchen (umgangssprachlich)
ding brief; case; cause; affair; business; matter; issue; question; thing; reason cause — Ce qui fait qu’une chose est ou s’opère.
ding object; article; thing; subject objetchose tangible et visible, concrète. Chose perceptible par la vue et le toucher. Chose, dans un sens indéterminé.
ding product; item; commodity; ware produitrésultat créatif de l’activité humaine.

ding form of dingen:

dingen [de ~] noun, plural

  1. de dingen (spullen; zaakjes; zaken; goedje; waar)
    the things; the items; the stuff; the goods; the articles

dingen verb (ding, dingt, dingde, dingden, gedingd)

  1. dingen (afdingen)
    to haggle; to bargain
    • haggle verb (haggles, haggled, haggling)
    • bargain verb (bargains, bargained, bargaining)

Conjugations for dingen:

o.t.t.
  1. ding
  2. dingt
  3. dingt
  4. dingen
  5. dingen
  6. dingen
o.v.t.
  1. dingde
  2. dingde
  3. dingde
  4. dingden
  5. dingden
  6. dingden
v.t.t.
  1. heb gedingd
  2. hebt gedingd
  3. heeft gedingd
  4. hebben gedingd
  5. hebben gedingd
  6. hebben gedingd
v.v.t.
  1. had gedingd
  2. had gedingd
  3. had gedingd
  4. hadden gedingd
  5. hadden gedingd
  6. hadden gedingd
o.t.t.t.
  1. zal dingen
  2. zult dingen
  3. zal dingen
  4. zullen dingen
  5. zullen dingen
  6. zullen dingen
o.v.t.t.
  1. zou dingen
  2. zou dingen
  3. zou dingen
  4. zouden dingen
  5. zouden dingen
  6. zouden dingen
diversen
  1. ding!
  2. dingt!
  3. gedingd
  4. dingend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Translation Matrix for dingen:

NounRelated TranslationsOther Translations
articles dingen; goedje; spullen; waar; zaakjes; zaken artikelen; koopwaar; lidwoorden; voorwerpen; waar
bargain aanbieding; afpingelarij; deal; knibbelarij; koopje; marchandering; onderhandeling; speciale aanbieding; spotkoopje; transactie; zaak
goods dingen; goedje; spullen; waar; zaakjes; zaken artikelen; colli; goederen; handelswaar; koopwaar; voorwerpen; waar; waren
haggle marchandering; onderhandeling
items dingen; goedje; spullen; waar; zaakjes; zaken
stuff dingen; goedje; spullen; waar; zaakjes; zaken artikelen; bezittingen; bik; eigendommen; goedje; gruis; haschisch; hasj; hasjiesj; hennep; kiev; koopwaar; macadam; materiaal; materie; metselspecie; mortel; puin; split; spul; steengruis; steenslag; stof; stuff; voorwerpen; waar; wiet
things dingen; goedje; spullen; waar; zaakjes; zaken bezittingen; eigendommen; goed; kleren
VerbRelated TranslationsOther Translations
bargain afdingen; dingen afdingen; afpingelen; marchanderen; onderhandelen; pingelen; sjacheren
haggle afdingen; dingen afdingen; afpingelen; beknibbelen; knibbelen; knijpen; marchanderen; onderhandelen; pingelen; schrapen; sjacheren
stuff ineen duwen; opzetten; proppen; stouwen

Related Words for "dingen":


Wiktionary Translations for dingen:


Cross Translation:
FromToVia
dingen aim for; strive after; strive for erstreben(transitiv), gehoben: nach etwas streben, etwas zu erreichen suchen

External Machine Translations:

Related Translations for ding