Dutch
Detailed Translations for diskwalificeren from Dutch to English
diskwalificeren:
diskwalificeren verb (diskwalificeer, diskwalificeert, diskwalificeerde, diskwalificeerden, gediskwalificeerd)
-
diskwalificeren (uitsluiten; royeren)
Conjugations for diskwalificeren:
o.t.t.
- diskwalificeer
- diskwalificeert
- diskwalificeert
- diskwalificeren
- diskwalificeren
- diskwalificeren
o.v.t.
- diskwalificeerde
- diskwalificeerde
- diskwalificeerde
- diskwalificeerden
- diskwalificeerden
- diskwalificeerden
v.t.t.
- heb gediskwalificeerd
- hebt gediskwalificeerd
- heeft gediskwalificeerd
- hebben gediskwalificeerd
- hebben gediskwalificeerd
- hebben gediskwalificeerd
v.v.t.
- had gediskwalificeerd
- had gediskwalificeerd
- had gediskwalificeerd
- hadden gediskwalificeerd
- hadden gediskwalificeerd
- hadden gediskwalificeerd
o.t.t.t.
- zal diskwalificeren
- zult diskwalificeren
- zal diskwalificeren
- zullen diskwalificeren
- zullen diskwalificeren
- zullen diskwalificeren
o.v.t.t.
- zou diskwalificeren
- zou diskwalificeren
- zou diskwalificeren
- zouden diskwalificeren
- zouden diskwalificeren
- zouden diskwalificeren
en verder
- ben gediskwalificeerd
- bent gediskwalificeerd
- is gediskwalificeerd
- zijn gediskwalificeerd
- zijn gediskwalificeerd
- zijn gediskwalificeerd
diversen
- diskwalificeer!
- diskwalificeert!
- gediskwalificeerd
- diskwalificerend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze
Translation Matrix for diskwalificeren:
Verb | Related Translations | Other Translations |
disqualify | diskwalificeren; royeren; uitsluiten | iemand schrappen; royeren |
expel | diskwalificeren; royeren; uitsluiten | afscheiden; afvoeren; bannen; bezweren; lozen; uitbannen; uitdrijven; uitscheiden; uitstoten; uitwerpen; uitwijzen; uitzetten; verbannen; verdrijven; verjagen; wegdrijven; wegjagen |