Noun | Related Translations | Other Translations |
moaning
|
gedram; gezanik; gezeur
|
gehuil; gejank; gekerm; gekreun; gemekker; gesteun; geween; gezanik; gezeur
|
nagging
|
gedram; gezanik; gezeur
|
gemekker; gepest; geplaag; gezanik; gezeur; pesterij; plagerij
|
trouble
|
gedram; gezanik; gezeur
|
bemoeilijking; beroering; chaos; ellende; gehannes; gestuntel; gevaar; heksenketel; hinder; keet; knik; kommer; kwaal; kwel; lastigheid; malheur; misère; moeilijkheden; ongeluk; onheil; onheilsdreiging; onraad; onrust; onspoed; opstootje; ordeverstoring; overlast; pech; puinhoop; ramp; rampspoed; regelloosheid; rel; roerigheid; rottigheid; slepende ziekte; stoornis; strubbeling; tegenslag; tegenspoed; terugslag; terugslagen; wanorde; wanordelijkheid; zootje
|
whining
|
gedram; gezanik; gezeur
|
gehuil; gejank; geween
|
Verb | Related Translations | Other Translations |
trouble
|
|
lastig maken; lastigvallen; teisteren
|
Adjective | Related Translations | Other Translations |
nagging
|
|
chagrijnig; knorrig; korzelig; nors; nurks; tergend; treiterig
|
Modifier | Related Translations | Other Translations |
moaning
|
|
jammerend; jeremiërend; klaaglijk; klagelijk; klagend; lamenterend; weeklagend
|
whining
|
|
jammerend; jeremiërend; klaaglijk; klagelijk; klagend; lamenterend; weeklagend
|