Dutch
Detailed Translations for gelijkschakelen from Dutch to English
gelijkschakelen:
gelijkschakelen verb (schakel gelijk, schakelt gelijk, schakelde gelijk, schakelden gelijk, gelijkgeschakeld)
-
gelijkschakelen (afstemmen)
Conjugations for gelijkschakelen:
o.t.t.
- schakel gelijk
- schakelt gelijk
- schakelt gelijk
- schakelen gelijk
- schakelen gelijk
- schakelen gelijk
o.v.t.
- schakelde gelijk
- schakelde gelijk
- schakelde gelijk
- schakelden gelijk
- schakelden gelijk
- schakelden gelijk
v.t.t.
- heb gelijkgeschakeld
- hebt gelijkgeschakeld
- heeft gelijkgeschakeld
- hebben gelijkgeschakeld
- hebben gelijkgeschakeld
- hebben gelijkgeschakeld
v.v.t.
- had gelijkgeschakeld
- had gelijkgeschakeld
- had gelijkgeschakeld
- hadden gelijkgeschakeld
- hadden gelijkgeschakeld
- hadden gelijkgeschakeld
o.t.t.t.
- zal gelijkschakelen
- zult gelijkschakelen
- zal gelijkschakelen
- zullen gelijkschakelen
- zullen gelijkschakelen
- zullen gelijkschakelen
o.v.t.t.
- zou gelijkschakelen
- zou gelijkschakelen
- zou gelijkschakelen
- zouden gelijkschakelen
- zouden gelijkschakelen
- zouden gelijkschakelen
en verder
- is gelijkgeschakeld
- zijn gelijkgeschakeld
diversen
- schakel gelijk!
- schakelt gelijk!
- gelijkgeschakeld
- gelijkschakelend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze
Translation Matrix for gelijkschakelen:
Verb | Related Translations | Other Translations |
synchronise | afstemmen; gelijkschakelen | dubben; gelijkzetten; nasynchroniseren; synchroniseren |
synchronize | afstemmen; gelijkschakelen | dubben; gelijkzetten; nasynchroniseren; synchroniseren |