Summary
Dutch to English:   more detail...
  1. grammaticaal predikaat:


Dutch

Detailed Translations for grammaticaal predikaat from Dutch to English

grammaticaal predikaat:

grammaticaal predikaat [znw.] noun

  1. grammaticaal predikaat (predikaat)
    the predicate; the title; the name

Translation Matrix for grammaticaal predikaat:

NounRelated TranslationsOther Translations
name grammaticaal predikaat; predikaat aanduiding; bekendheid; benaming; benoeming; faam; merk; merknaam; naam; reputatie; roep; term
predicate grammaticaal predikaat; predikaat predicaat
title grammaticaal predikaat; predikaat aanduiding; aanspraak; benaming; benoeming; boektitel; graad; opschrift; recht; rechtsgrond; rechtstitel; titel; waardigheidstitel; wetenschappelijke graad
VerbRelated TranslationsOther Translations
name benoemen; bestempelen; betitelen; dopen; een naam geven; noemen; opnoemen; opsommen; vernoemen

Related Translations for grammaticaal predikaat