Summary
Dutch to English:   more detail...
  1. haalbaarheid:
  2. haalbaar:
  3. Wiktionary:
  4. User Contributed Translations for haalbaarheid:
    • viability


Dutch

Detailed Translations for haalbaarheid from Dutch to English

haalbaarheid:

haalbaarheid [de ~ (v)] noun

  1. de haalbaarheid
    the attainability

haalbaarheid [de ~] noun

  1. de haalbaarheid (aansturing)
    the drive at; the aim for

Translation Matrix for haalbaarheid:

NounRelated TranslationsOther Translations
aim for aansturing; haalbaarheid
attainability haalbaarheid
drive at aansturing; haalbaarheid
VerbRelated TranslationsOther Translations
aim for najagen; nastreven; trachten te verkrijgen; vervolgen

Related Words for "haalbaarheid":


Wiktionary Translations for haalbaarheid:

haalbaarheid
noun
  1. de mate waarin iets haalbaar is
haalbaarheid
noun
  1. state of being feasible

haalbaar:


Translation Matrix for haalbaar:

AdjectiveRelated TranslationsOther Translations
achievable haalbaar; realiseerbaar; te doen; verwezenlijkbaar begaanbaar; bereikbaar; toegankelijk
attainable haalbaar; realiseerbaar; te doen; verwezenlijkbaar
feasible haalbaar; realiseerbaar; te doen; verwezenlijkbaar uitvoerbaar
realizable haalbaar; realiseerbaar; te doen; verwezenlijkbaar begaanbaar; bereikbaar; toegankelijk
ModifierRelated TranslationsOther Translations
within reach haalbaar; realiseerbaar; te doen; verwezenlijkbaar begaanbaar; bereikbaar; toegankelijk

Related Words for "haalbaar":


Wiktionary Translations for haalbaar:

haalbaar
adjective
  1. mogelijk om bereikt of verwezenlijkt te worden
haalbaar
adjective
  1. that can be done in practice
  2. capable of being achieved
  3. capable of being accomplished
  4. capable of being done/achieved, feasible

Cross Translation:
FromToVia
haalbaar feasible machbar — so, dass man es durchführen/machen kann
haalbaar realisable; realizable; doable réalisable — Qui est susceptible de se réaliser, d’être réalisé.