Dutch
Detailed Translations for hand from Dutch to English
hand:
Translation Matrix for hand:
Noun | Related Translations | Other Translations |
hand | hand; jat; klauw; knuist; poot | arbeider; arbeidskracht; boerenknecht; handdruk; handje; hulpje; klerk; knecht; medewerker; personeelslid; werker; werkkracht; werkman; werknemer; wijzer |
palm | hand; jat; klauw; knuist; poot | handpalm; palm |
paw | hand; jat; klauw; knuist; poot | vinger |
Verb | Related Translations | Other Translations |
hand | aanbieden; aangeven; aanreiken; afgeven; geven; overgeven; overhandigen; reiken; toesteken | |
palm | aanpraten; aansmeren | |
paw | krassen; zich krabben |