Dutch
Detailed Translations for impregneren from Dutch to English
impregneren:
-
impregneren (doordrenken)
to impregnate
Conjugations for impregneren:
o.t.t.
- impregneer
- impregneert
- impregneert
- impregneren
- impregneren
- impregneren
o.v.t.
- impregneerde
- impregneerde
- impregneerde
- impregneerden
- impregneerden
- impregneerden
v.t.t.
- heb geïmpregneerd
- hebt geïmpregneerd
- heeft geïmpregneerd
- hebben geïmpregneerd
- hebben geïmpregneerd
- hebben geïmpregneerd
v.v.t.
- had geïmpregneerd
- had geïmpregneerd
- had geïmpregneerd
- hadden geïmpregneerd
- hadden geïmpregneerd
- hadden geïmpregneerd
o.t.t.t.
- zal impregneren
- zult impregneren
- zal impregneren
- zullen impregneren
- zullen impregneren
- zullen impregneren
o.v.t.t.
- zou impregneren
- zou impregneren
- zou impregneren
- zouden impregneren
- zouden impregneren
- zouden impregneren
en verder
- is geïmpregneerd
- zijn geïmpregneerd
diversen
- impregneer!
- impregneert!
- geïmpregneerd
- impregnerend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze
Translation Matrix for impregneren:
Verb | Related Translations | Other Translations |
impregnate | doordrenken; impregneren |