Dutch
Detailed Translations for inlaat from Dutch to English
inlaat:
Translation Matrix for inlaat:
Noun | Related Translations | Other Translations |
access | entree; ingang; inlaat; toegang | akkoord; fiat; goedkeuring; goedvinden; permissie; toegang; toegangsweg; toelating; toestemming |
admission | entree; ingang; inlaat; toegang | akkoord; bekennen; confessie; erkenning; fiat; goedkeuring; goedvinden; permissie; toegeving; toelating; toestemming |
admittance | entree; ingang; inlaat; toegang | akkoord; fiat; goedkeuring; goedvinden; permissie; toelating; toestemming |
entrance | entree; ingang; inlaat; toegang | binnenkomst; entree; ingang; intocht; intrede; invaart |
entry | entree; ingang; inlaat; toegang | aankomst; aanmelden; binnenkomst; boeking; entree; hoofdwoord; ingang; inkomst; inschrijving; intocht; intrede; invoer; lemma; toetreding; trefwoord; vermelding |
Verb | Related Translations | Other Translations |
access | toegang verkrijgen tot | |
Other | Related Translations | Other Translations |
entrance | verrukken |
inlaten:
-
inlaten
Conjugations for inlaten:
o.t.t.
- laat in
- laat in
- laat in
- laten in
- laten in
- laten in
o.v.t.
- liet in
- liet in
- liet in
- lieten in
- lieten in
- lieten in
v.t.t.
- heb ingelaten
- hebt ingelaten
- heeft ingelaten
- hebben ingelaten
- hebben ingelaten
- hebben ingelaten
v.v.t.
- had ingelaten
- had ingelaten
- had ingelaten
- hadden ingelaten
- hadden ingelaten
- hadden ingelaten
o.t.t.t.
- zal inlaten
- zult inlaten
- zal inlaten
- zullen inlaten
- zullen inlaten
- zullen inlaten
o.v.t.t.
- zou inlaten
- zou inlaten
- zou inlaten
- zouden inlaten
- zouden inlaten
- zouden inlaten
diversen
- laat in!
- laat in!
- ingelaten
- inlatend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze
Translation Matrix for inlaten:
Verb | Related Translations | Other Translations |
admit | inlaten | als waar erkennen; autoriseren; biechten; binnen laten; bloot leggen; dulden; duren; erkennen; fiatteren; goedkeuren; goedvinden; gunnen; iemand toelaten; inwilligen; laten; opbiechten; openbaren; opnemen; opvangen; permitteren; reveleren; toegang verschaffen; toegeven; toelaten; toestaan; toestemmen; toestemming verlenen; vergunnen; zich uiten |
let in | inlaten | binnenlaten; deur openen; iemand toelaten; naar binnen laten; naarbinnen laten; opendoen voor; toegang verschaffen; toelaten |