Summary
Dutch to English:   more detail...
  1. instulping:


Dutch

Detailed Translations for instulping from Dutch to English

instulping:

instulping [de ~ (v)] noun

  1. de instulping (deuk; bluts)
    the dent; the blow

Translation Matrix for instulping:

NounRelated TranslationsOther Translations
blow bluts; deuk; instulping dreun; duw; duwtje; fiasco; flop; handslag; harde slag; hengst; jens; klap; klop; knal; lel; mep; misrekening; misslag; muilpeer; opdonder; opduvel; oplawaai; peut; por; slag; sof; stoot; stootje; tegenvaller; teleurstelling; terugslag; tik; toegebrachte klap; zet
dent bluts; deuk; instulping bluts
VerbRelated TranslationsOther Translations
blow 'm piepen; 'm smeren; aanblazen; aanwakkeren; afzuigen; blazen; doen opvlammen; fellatio doen; fladderen; fluiten; hard waaien; hijgen; iets vergallen; pijpen; puffen; stuiven; verknoeien; waaien; wapperen; zuigen
dent butsen; een deuk maken in; indeuken; indrukken; induwen

Related Words for "instulping":

  • instulpingen