Dutch
Detailed Translations for knot from Dutch to English
knot:
-
de knot (streng garen)
-
de knot (knotje haar)
-
de knot (wrong; knoedel; vlecht; kluwen; haarknot; knoedeltje; knotje; knoet)
Translation Matrix for knot:
Noun | Related Translations | Other Translations |
bun | haarknot; kluwen; knoedel; knoedeltje; knoet; knot; knotje; knotje haar; vlecht; wrong | toet |
knot | haarknot; kluwen; knoedel; knoedeltje; knoet; knot; knotje; streng garen; vlecht; wrong | schuifknoop; strik |
knot of hair | haarknot; kluwen; knoedel; knoedeltje; knoet; knot; knotje; vlecht; wrong | pluk haar; toet |
Verb | Related Translations | Other Translations |
knot | aan elkaar binden; aan elkaar knopen; bevestigen; knopen; strikken; vastknopen; verbinden |
Related Words for "knot":
knotten:
-
knotten
Conjugations for knotten:
o.t.t.
- knot
- knot
- knot
- knotten
- knotten
- knotten
o.v.t.
- knotte
- knotte
- knotte
- knotten
- knotten
- knotten
v.t.t.
- heb geknot
- hebt geknot
- heeft geknot
- hebben geknot
- hebben geknot
- hebben geknot
v.v.t.
- had geknot
- had geknot
- had geknot
- hadden geknot
- hadden geknot
- hadden geknot
o.t.t.t.
- zal knotten
- zult knotten
- zal knotten
- zullen knotten
- zullen knotten
- zullen knotten
o.v.t.t.
- zou knotten
- zou knotten
- zou knotten
- zouden knotten
- zouden knotten
- zouden knotten
diversen
- knot!
- knot!
- geknot
- knottend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze
Translation Matrix for knotten:
Noun | Related Translations | Other Translations |
clip | clip; kleine tik; klem; klemhaak; klopje; kram; mediaclip; multimediaclip; scheerwol; tang; tikje | |
head | baas; bol; chef; hoofd; hoofd van een mens; hoofdeinde; hoofdleider; hoofdman; kop; kopzin; krop; opeengepakte bladeren; opperhoofd; stamhoofd; voorman; werkbaas | |
top | afdekkap; bergtop; climax; dak; dop; hoogst haalbare; hoogste punt; hoogtepunt; huif; kap; koepel; kruin; overdekking; overkapping; piek; sluitdop; summum; top; toppunt | |
Verb | Related Translations | Other Translations |
clip | knotten | een opdonder verkopen; haar kort laten knippen; inkorten; kort knippen; kort maken; korten; korter maken; kortwieken; scheren; verkorten |
head | knotten | |
top | knotten | afknotten; hoger bieden |
truncate | knotten | afknotten |
Adjective | Related Translations | Other Translations |
top | bovenste |