Dutch
Detailed Translations for lastig maken from Dutch to English
lastig maken:
-
lastig maken
Conjugations for lastig maken:
o.t.t.
- maak lastig
- maakt lastig
- maakt lastig
- maken lastig
- maken lastig
- maken lastig
o.v.t.
- maakte lastig
- maakte lastig
- maakte lastig
- maakten lastig
- maakten lastig
- maakten lastig
v.t.t.
- heb lastig gemaakt
- hebt lastig gemaakt
- heeft lastig gemaakt
- hebben lastig gemaakt
- hebben lastig gemaakt
- hebben lastig gemaakt
v.v.t.
- had lastig gemaakt
- had lastig gemaakt
- had lastig gemaakt
- hadden lastig gemaakt
- hadden lastig gemaakt
- hadden lastig gemaakt
o.t.t.t.
- zal lastig maken
- zult lastig maken
- zal lastig maken
- zullen lastig maken
- zullen lastig maken
- zullen lastig maken
o.v.t.t.
- zou lastig maken
- zou lastig maken
- zou lastig maken
- zouden lastig maken
- zouden lastig maken
- zouden lastig maken
diversen
- maak lastig!
- maakt lastig!
- lastig gemaakt
- lastig makend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze
Translation Matrix for lastig maken:
Noun | Related Translations | Other Translations |
bother | heisa; hinder; overlast; rompslomp; toestand; veel gedoe | |
trouble | bemoeilijking; beroering; chaos; ellende; gedram; gehannes; gestuntel; gevaar; gezanik; gezeur; heksenketel; hinder; keet; knik; kommer; kwaal; kwel; lastigheid; malheur; misère; moeilijkheden; ongeluk; onheil; onheilsdreiging; onraad; onrust; onspoed; opstootje; ordeverstoring; overlast; pech; puinhoop; ramp; rampspoed; regelloosheid; rel; roerigheid; rottigheid; slepende ziekte; stoornis; strubbeling; tegenslag; tegenspoed; terugslag; terugslagen; wanorde; wanordelijkheid; zootje | |
Verb | Related Translations | Other Translations |
bother | lastig maken | lastigvallen; obstructie plegen; storen; teisteren; tobben |
make difficult | lastig maken | compliceren; ingewikkeld maken; moeilijk maken |
make things difficult | lastig maken | |
trouble | lastig maken | lastigvallen; teisteren |