Dutch

Detailed Translations for lenig from Dutch to English

lenig:

lenig adj

  1. lenig (soepel)

Translation Matrix for lenig:

AdjectiveRelated TranslationsOther Translations
flexible lenig; soepel buigbaar; buigzaam; flexibel; gedwee; gewillig; inschikkelijk; meegaand; soepel; toegeeflijk; toegevend
limber lenig; soepel
lithe lenig; soepel
supple lenig; soepel buigbaar; buigzaam; flexibel; meegaand; soepel

Related Words for "lenig":

  • lenigheid, leniger, lenigere, lenigst, lenigste, lenige

Wiktionary Translations for lenig:

lenig
adjective
  1. met soepele ledematen
lenig
adjective
  1. having the faculty of quick motion in the limbs

Cross Translation:
FromToVia
lenig agile; nimble; clever; lively agile — Qui a des facilités pour agir ou se mouvoir. Qui est dispos, léger, souple.
lenig supple; pliant; flexible; elastic; springy souple — Qui est flexible, qui se plier aisément sans se rompre, sans s’abîmer.

lenig form of lenigen:

lenigen verb (lenig, lenigt, lenigde, lenigden, gelenigd)

  1. lenigen (tegoed doen; laven; lessen)
    to quench; to consume; to relieve; to gorge; tuck into; feast upon; to have dinner; to have a meal; to take something; to have something to eat; to eat
  2. lenigen (verlichten; verzachten)
    to relieve; to soothe; to ease; to soften
    • relieve verb (relieves, relieved, relieving)
    • soothe verb (soothes, soothed, soothing)
    • ease verb (eases, eased, easing)
    • soften verb (softens, softened, softening)

Conjugations for lenigen:

o.t.t.
  1. lenig
  2. lenigt
  3. lenigt
  4. lenigen
  5. lenigen
  6. lenigen
o.v.t.
  1. lenigde
  2. lenigde
  3. lenigde
  4. lenigden
  5. lenigden
  6. lenigden
v.t.t.
  1. heb gelenigd
  2. hebt gelenigd
  3. heeft gelenigd
  4. hebben gelenigd
  5. hebben gelenigd
  6. hebben gelenigd
v.v.t.
  1. had gelenigd
  2. had gelenigd
  3. had gelenigd
  4. hadden gelenigd
  5. hadden gelenigd
  6. hadden gelenigd
o.t.t.t.
  1. zal lenigen
  2. zult lenigen
  3. zal lenigen
  4. zullen lenigen
  5. zullen lenigen
  6. zullen lenigen
o.v.t.t.
  1. zou lenigen
  2. zou lenigen
  3. zou lenigen
  4. zouden lenigen
  5. zouden lenigen
  6. zouden lenigen
en verder
  1. is gelenigd
diversen
  1. lenig!
  2. lenigt!
  3. gelenigd
  4. lenigend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Translation Matrix for lenigen:

NounRelated TranslationsOther Translations
consume verbruiken
ease gemak; gemakkelijkheid; inschikkelijkheid; soepelheid
gorge ravijn; slokdarm
relieve geruststelling; ontlasting; opluchting; van een last ontdoen; verademing
VerbRelated TranslationsOther Translations
consume laven; lenigen; lessen; tegoed doen bikken; bunkeren; consumeren; doorjagen; drugs consumeren; eten; gebruiken; naar binnen werken; nuttigen; opeten; opgebruiken; opkrijgen; opmaken; oppeuzelen; opvreten; schransen; schrokken; tegoed doen; tot zich nemen; uitgeven voor een maaltijd; verbruiken; verorberen; verslinden; verteren; vreten; zitten proppen
ease lenigen; verlichten; verzachten vervriendelijken; verzachten
eat laven; lenigen; lessen; tegoed doen consumeren; eten; gebruiken; leegeten; nuttigen; opeten; oppeuzelen; opvreten; schaften; souperen; tot zich nemen; verorberen; vreten
feast upon laven; lenigen; lessen; tegoed doen
gorge laven; lenigen; lessen; tegoed doen
have a meal laven; lenigen; lessen; tegoed doen consumeren; eten; gebruiken; nuttigen; opeten; oppeuzelen; tot zich nemen; verorberen
have dinner laven; lenigen; lessen; tegoed doen consumeren; eten; gebruiken; nuttigen; opeten; oppeuzelen; tot zich nemen; verorberen
have something to eat laven; lenigen; lessen; tegoed doen consumeren; eten; gebruiken; nuttigen; opeten; oppeuzelen; tot zich nemen; verorberen
quench laven; lenigen; lessen; tegoed doen lessen; stillen
relieve laven; lenigen; lessen; tegoed doen; verlichten; verzachten opluchten
soften lenigen; verlichten; verzachten ontharden; vermurwen; vertederen; vervriendelijken; verweken; verzachten; week worden; zachtmaken
soothe lenigen; verlichten; verzachten bedaren; begeerte stillen; bevredigen; geruststellen; kalmeren; luwen; sussen; tot bedaren komen; tot kalmte manen; uitwoeden; verflauwen; vervriendelijken; verzachten; voldoening geven; wegsterven
take something laven; lenigen; lessen; tegoed doen
tuck into laven; lenigen; lessen; tegoed doen

Wiktionary Translations for lenigen:

lenigen
verb
  1. verzachten, minder maken

Cross Translation:
FromToVia
lenigen sweeten; smooth; soften; blunt; dull; allay adoucir — Rendre doux, tempérer l’âcreté de quelque chose d’aigre, de piquant, de salé.

Related Translations for lenig