Dutch
Detailed Translations for lunchtijd from Dutch to English
lunchtijd:
-
de lunchtijd
-
de lunchtijd (lunchpauze; middagpauze; lunch; schaftuur; schafttijd)
Translation Matrix for lunchtijd:
Noun | Related Translations | Other Translations |
break | lunch; lunchpauze; lunchtijd; middagpauze; schafttijd; schaftuur | breuk; fractuur; onderbreking; ontsnapping; ontvluchting; pauze; rust; rustpauze; rustpoos; rusttijd; speelkwartier; tussenpoos; uitbraak; uitbreken; verpozing |
lunch | lunch; lunchpauze; lunchtijd; middagpauze; schafttijd; schaftuur | koffiemaaltijd; lunch; lunchpakket; twaalfuurtje |
lunch break | lunch; lunchpauze; lunchtijd; middagpauze; schafttijd; schaftuur | |
lunch hour | lunch; lunchpauze; lunchtijd; middagpauze; schafttijd; schaftuur | lunchuur |
lunch time | lunch; lunchpauze; lunchtijd; middagpauze; schafttijd; schaftuur | |
Verb | Related Translations | Other Translations |
break | aan stukken breken; aan stukken slaan; breken; in stukken breken; ingooien; inslaan; kapot maken; kapotbreken; kapotgaan; kapotmaken; kapotslaan; knakken; licht worden; lichten; met opzet kapotmaken; moeren; mollen; onklaar raken; slechten; stukbreken; stukgaan; stukslaan; verbrijzelen; zich misdragen | |
lunch | lunchen |