Summary
Dutch to English: more detail...
- nabijheid:
- nabij:
-
Wiktionary:
- nabijheid → neighborhood, proximity, vicinity
- nabijheid → neighbourhood, neighbours, proximity, close to, contiguity, nearness
- nabij → near, nigh
- nabij → next, nearby, near
- nabij → near
- nabij → near, close, nearby, about, closely, contiguously, verse, toward, towards, to, around, in the vicinity, at about
-
User Contributed Translations for nabijheid:
- proximity
Dutch
Detailed Translations for nabijheid from Dutch to English
nabijheid:
-
de nabijheid (buurt)
Translation Matrix for nabijheid:
Noun | Related Translations | Other Translations |
closeness | buurt; nabijheid | beklemdheid; benauwdheid; gevoel van beklemming; zwoelte |
nearness | buurt; nabijheid |
Related Words for "nabijheid":
Wiktionary Translations for nabijheid:
nabijheid
Cross Translation:
noun
Cross Translation:
From | To | Via |
---|---|---|
• nabijheid | → neighbourhood; neighbours; proximity; close to; contiguity; nearness | ↔ voisinage — proximité d’un lieu à l’égard d’un autre. |
nabij:
-
nabij (nabijgelegen; dichtbij; in de buurt; vlakbij)
Translation Matrix for nabij:
Verb | Related Translations | Other Translations |
close | afsluiten; dichtdoen; dichten; dichtgaan; dichtmaken; dichtstoppen; dichtvallen; sluiten; stoppen; toedoen; toedraaien; toemaken; toetrekken; toevallen; zich sluiten | |
Adverb | Related Translations | Other Translations |
close | dichtbij; in de buurt; nabij; nabijgelegen; vlakbij | |
close by | dichtbij; in de buurt; nabij; nabijgelegen; vlakbij | |
close to | dichtbij; in de buurt; nabij; nabijgelegen; vlakbij | bij de |
near | dichtbij; in de buurt; nabij; nabijgelegen; vlakbij | |
Modifier | Related Translations | Other Translations |
close | bedompt; benauwd; drukkend; effen; egaal; eindig; gehecht; gelijk; geslepen; glad; muf; plat; rakelings; strak; ternauwernood; vergankelijk; verknocht; vlak; vlakuit; voorbijgaand | |
close by | effen; egaal; gelijk; geslepen; glad; nabije; plat; strak; vlak; vlakuit | |
near | nabije | |
nearby | dichtbij; in de buurt; nabij; nabijgelegen; vlakbij |
Related Words for "nabij":
Wiktionary Translations for nabij:
nabij
Cross Translation:
adjective
nabij
-
zich in de onmiddellijke omgeving bevindend
- nabij → near
adjective
adverb
-
In a time, place or sequence closest or following
-
close to
-
having a small intervening distance with regard to something
Cross Translation:
From | To | Via |
---|---|---|
• nabij | → near; close; nearby; about; closely; contiguously | ↔ près — À petite distance ou à peu de temps. |
• nabij | → verse; toward; towards; to; around; in the vicinity; at about | ↔ vers — (term, surtout au pluriel) suite de mots rythmer selon la quantité, l’accentuation, le nombre des syllabes ou le retour de la rime. |