Dutch
Detailed Translations for navorsen from Dutch to English
navorsen:
Conjugations for navorsen:
o.t.t.
- vors na
- vorst na
- vorst na
- vorsen na
- vorsen na
- vorsen na
o.v.t.
- vorste na
- vorste na
- vorste na
- vorsten na
- vorsten na
- vorsten na
v.t.t.
- heb nagevorst
- hebt nagevorst
- heeft nagevorst
- hebben nagevorst
- hebben nagevorst
- hebben nagevorst
v.v.t.
- had nagevorst
- had nagevorst
- had nagevorst
- hadden nagevorst
- hadden nagevorst
- hadden nagevorst
o.t.t.t.
- zal navorsen
- zult navorsen
- zal navorsen
- zullen navorsen
- zullen navorsen
- zullen navorsen
o.v.t.t.
- zou navorsen
- zou navorsen
- zou navorsen
- zouden navorsen
- zouden navorsen
- zouden navorsen
en verder
- is nagevorst
- zijn nagevorst
diversen
- vors na!
- vorst na!
- nagevorst
- navorsend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze
Translation Matrix for navorsen:
| Noun | Related Translations | Other Translations |
| research | research | |
| study | artsenpraktijk; cursus; kursus; leergang; oefenstuk; praktijk; studeerkamer; studeervertrek; studie; werkkamer | |
| Verb | Related Translations | Other Translations |
| research | naspeuren; nasporen; navorsen | documenteren; iets opzoeken; naspeuren; naspeuring doen; nasporen; nazoeken; onderzoeken; rechercheren; snuffelen; speuren |
| study | naspeuren; nasporen; navorsen | aanleren; bestuderen; blokken; eigen maken; instuderen; leerstof erin stampen; leren; naspeuren; nasporen; onderwijzen; onderzoeken; oppikken; opsteken; studeren; verwerven; vossen |
Wiktionary Translations for navorsen:
navorsen
verb
-
to examine or investigate something systematically