Dutch
Detailed Translations for noodzaken tot from Dutch to English
noodzaken tot:
Conjugations for noodzaken tot:
o.t.t.
- noodzaak tot
- noodzaakt tot
- noodzaakt tot
- noodzaken tot
- noodzaken tot
- noodzaken tot
o.v.t.
- noodzaakte tot
- noodzaakte tot
- noodzaakte tot
- noodzaakten tot
- noodzaakten tot
- noodzaakten tot
v.t.t.
- ben genoodzaakt tot
- bent genoodzaakt tot
- is genoodzaakt tot
- zijn genoodzaakt tot
- zijn genoodzaakt tot
- zijn genoodzaakt tot
v.v.t.
- was genoodzaakt tot
- was genoodzaakt tot
- was genoodzaakt tot
- waren genoodzaakt tot
- waren genoodzaakt tot
- waren genoodzaakt tot
o.t.t.t.
- zal noodzaken tot
- zult noodzaken tot
- zal noodzaken tot
- zullen noodzaken tot
- zullen noodzaken tot
- zullen noodzaken tot
o.v.t.t.
- zou noodzaken tot
- zou noodzaken tot
- zou noodzaken tot
- zouden noodzaken tot
- zouden noodzaken tot
- zouden noodzaken tot
diversen
- noodzaak tot!
- noodzaakt tot!
- genoodzaakt tot
- noodzakend tot
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze
Translation Matrix for noodzaken tot:
Noun | Related Translations | Other Translations |
force | aandrijfkracht; aandrijving; drijfkracht; forceren; geweld; heir; kracht; krijgsmacht; leger; legermacht; macht; mankracht; motor; opdringen; strijdmacht; stuwkracht; troepenmacht; vermogen | |
Verb | Related Translations | Other Translations |
compel | noodzaken tot | dwingen; dwingen te doen; forceren |
force | noodzaken tot | bevelen; commanderen; decreteren; doordrijven; dwingen; dwingen te doen; forceren; gebieden; gelasten; opdragen; opdringen; verordenen; verordonneren |
oblige | noodzaken tot | dwingen; dwingen te doen; forceren; gerieven; verplichten |
oblige to | noodzaken tot | dwingen; dwingen te doen |