Summary
Dutch to English:   more detail...
  1. oefenmeester:


Dutch

Detailed Translations for oefenmeester from Dutch to English

oefenmeester:

oefenmeester [de ~ (m)] noun

  1. de oefenmeester (coach)
    the coach; the trainer
  2. de oefenmeester (instructeur; leermeester; opleider)
    the instructor; the teacher; the tutor
  3. de oefenmeester (trainer)
    the trainer
  4. de oefenmeester (huisleraar; repetitor)
    the private tutor

Translation Matrix for oefenmeester:

NounRelated TranslationsOther Translations
coach coach; oefenmeester autobus; bus; karos; koets; omnibus; reiswagen; rijtuig; spoorrijtuig; toerauto; touringcar
instructor instructeur; leermeester; oefenmeester; opleider docent; instructeur; instructrice; leerkracht; leermeester; leraar; leraar op basisschool; meester; onderwijzer; opleidster; pedant; schoolmeester; voorlichter
private tutor huisleraar; oefenmeester; repetitor
teacher instructeur; leermeester; oefenmeester; opleider docent; instructeur; juf; juffrouw; leerkracht; leermeester; leraar; leraar op basisschool; meester; onderwijskracht; onderwijzer; onderwijzeres; opleidster; pedant; schooljuffrouw; schoolmeester
trainer coach; oefenmeester; trainer
tutor instructeur; leermeester; oefenmeester; opleider begeleider; curator; docent; instructeur; leerkracht; leermeester; leraar; meester; mentor; onderwijzer; opleidster; opvoeder; pedant; schoolmeester; voogd
VerbRelated TranslationsOther Translations
coach bijleren
tutor bekwamen; bijleren; coachen; harden; oefenen; ontwikkelen; opleiden; scholen; trainen

Related Words for "oefenmeester":

  • oefenmeesters