Dutch
Detailed Translations for omlijsten from Dutch to English
omlijsten:
-
omlijsten
Conjugations for omlijsten:
o.t.t.
- omlijst
- omlijst
- omlijst
- omlijsten
- omlijsten
- omlijsten
o.v.t.
- omlijstte
- omlijstte
- omlijstte
- omlijstten
- omlijstten
- omlijstten
v.t.t.
- heb omlijst
- hebt omlijst
- heeft omlijst
- hebben omlijst
- hebben omlijst
- hebben omlijst
v.v.t.
- had omlijst
- had omlijst
- had omlijst
- hadden omlijst
- hadden omlijst
- hadden omlijst
o.t.t.t.
- zal omlijsten
- zult omlijsten
- zal omlijsten
- zullen omlijsten
- zullen omlijsten
- zullen omlijsten
o.v.t.t.
- zou omlijsten
- zou omlijsten
- zou omlijsten
- zouden omlijsten
- zouden omlijsten
- zouden omlijsten
en verder
- ben omlijst
- bent omlijst
- is omlijst
- zijn omlijst
- zijn omlijst
- zijn omlijst
diversen
- omlijst!
- omlijst!
- omlijst
- omlijstend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze
Translation Matrix for omlijsten:
Noun | Related Translations | Other Translations |
frame | brilmontuur; casco; constitutie; dakspant; frame; geraamte; gestel; kader; karkas; lijst; montuur; omlijsting; raam; raamwerk; rand; skelet; spant; vliegtuigromp | |
Verb | Related Translations | Other Translations |
frame | omlijsten | inlijsten; inramen; omkaderen |