Summary
Dutch to English:   more detail...
  1. onbekwaamheid:
  2. onbekwaam:
  3. Wiktionary:
  4. User Contributed Translations for onbekwaamheid:
    • inability


Dutch

Detailed Translations for onbekwaamheid from Dutch to English

onbekwaamheid:

onbekwaamheid [de ~ (v)] noun

  1. de onbekwaamheid (incompetentie; ongeschiktheid)
    the incapability; the incompetence; the incapacity

Translation Matrix for onbekwaamheid:

NounRelated TranslationsOther Translations
incapability incompetentie; onbekwaamheid; ongeschiktheid onbevoegdheid; ondeskundigheid
incapacity incompetentie; onbekwaamheid; ongeschiktheid geen kracht hebben; onmacht
incompetence incompetentie; onbekwaamheid; ongeschiktheid onbevoegdheid; ondeskundigheid

Related Words for "onbekwaamheid":


Wiktionary Translations for onbekwaamheid:

onbekwaamheid
noun
  1. de hoedanigheid van iemand die niet in staat is om taken of functies naar behoren uit te voeren

onbekwaamheid form of onbekwaam:


Translation Matrix for onbekwaam:

NounRelated TranslationsOther Translations
inferior inferieur; mindere; ondergeschikte
AdjectiveRelated TranslationsOther Translations
incapable incapabel; incompetent; onbekwaam; ongeschikt
incompetent incapabel; incompetent; onbekwaam; ongeschikt incompetent; lastig; niet schikkend; onbevoegd; storend
inexpert incapabel; incompetent; onbekwaam; ongeschikt amateuristisch; incompetent; onbevoegd; ondeskundig
inferior incapabel; incompetent; onbekwaam; ongeschikt arm; bijkomstig; inferieur; klein; minderwaardig; ondergeschikt; onderhorig; ondermaats; onderworpen; ondeugdelijk; slecht; tweederangs; van geringe afmeting; zwak
unsound incapabel; incompetent; onbekwaam; ongeschikt gebrekkig; ondeugdelijk

Related Words for "onbekwaam":


Wiktionary Translations for onbekwaam:

onbekwaam
adjective
  1. (van een persoon) niet in staat om bepaalde taken of functies goed uit te voeren
onbekwaam
adjective
  1. not able to do something
  2. not able
noun
  1. an act or acts of incompetence

Cross Translation:
FromToVia
onbekwaam incapable; unable incapable — Qui n’est pas capable, qui n’est pas en état de faire une chose.
onbekwaam carefree; worry-free; careless; reckless; insouciant insouciant — Qui ne se soucier de rien.