Dutch

Detailed Translations for onbelangrijkheid from Dutch to English

onbelangrijkheid:

onbelangrijkheid [de ~ (v)] noun

  1. de onbelangrijkheid
    the insignificance; the unimportance

Translation Matrix for onbelangrijkheid:

NounRelated TranslationsOther Translations
insignificance onbelangrijkheid
unimportance onbelangrijkheid

Related Words for "onbelangrijkheid":


onbelangrijk:


Translation Matrix for onbelangrijk:

NounRelated TranslationsOther Translations
trifling beuzelarij; futselarij; getreuzel
trivial krachteloosheid; laksheid; slapheid; slapte; sulligheid; weekheid; zachtheid; zwakheid; zwakte
AdjectiveRelated TranslationsOther Translations
futile futiel; nietsbetekenend; nietszeggend; onbeduidend; onbelangrijk; onbenullig; onbetekenend; triviaal; weinigzeggend ijdel; nutteloos; onbeduidend; tevergeefs; vergeefs; vruchteloos; zonder resultaat
insignificant futiel; nietsbetekenend; nietszeggend; onbeduidend; onbelangrijk; onbenullig; onbetekenend; triviaal; weinigzeggend gering; luttel; miniem; minimaal; minste; weinig
meaningless futiel; nietsbetekenend; nietszeggend; onbeduidend; onbelangrijk; onbenullig; onbetekenend; triviaal; weinigzeggend hol; inhoudsloos; leeg; nietszeggend; nutteloos; zinledig; zinloos; zonder nut
trifling futiel; nietsbetekenend; nietszeggend; onbeduidend; onbelangrijk; onbenullig; onbetekenend; triviaal; weinigzeggend beuzelachtig
trivial futiel; nietsbetekenend; nietszeggend; onbeduidend; onbelangrijk; onbenullig; onbetekenend; triviaal; weinigzeggend banaal; grof; laag-bij-de-grond; lomp; plat; platvloers; schunnig; triviaal; vunzig
unimportant futiel; nietsbetekenend; nietszeggend; onbeduidend; onbelangrijk; onbenullig; onbetekenend; triviaal; weinigzeggend
unremarkable futiel; nietsbetekenend; nietszeggend; onbeduidend; onbelangrijk; onbenullig; onbetekenend; triviaal; weinigzeggend

Related Words for "onbelangrijk":

  • onbelangrijkheid, onbelangrijker, onbelangrijkere, onbelangrijkst, onbelangrijkste, onbelangrijke

Wiktionary Translations for onbelangrijk:

onbelangrijk
adjective
  1. trivial, trifling
  2. not relevant
  3. of little importance
  4. of little significance
  5. not significant; not important
  6. thin in substance or consistency
  7. not important or noteworthy

Cross Translation:
FromToVia
onbelangrijk conceited; frivolous; vain frivole — Qui est vain ; qui n’a nulle importance.
onbelangrijk unimportant; minor; of no account; insignificant; irrelevant; trifling; trite; underaged mineur — militaire|fr Qui concerne les mines.
onbelangrijk vain; conceited vaniteux — Personne vaniteuse.