Summary
Dutch
Detailed Translations for onderrichten from Dutch to English
onderrichten:
Conjugations for onderrichten:
o.t.t.
- onderricht
- onderricht
- onderricht
- onderrichten
- onderrichten
- onderrichten
o.v.t.
- onderrichtte
- onderrichtte
- onderrichtte
- onderrichtten
- onderrichtten
- onderrichtten
v.t.t.
- heb onderricht
- hebt onderricht
- heeft onderricht
- hebben onderricht
- hebben onderricht
- hebben onderricht
v.v.t.
- had onderricht
- had onderricht
- had onderricht
- hadden onderricht
- hadden onderricht
- hadden onderricht
o.t.t.t.
- zal onderrichten
- zult onderrichten
- zal onderrichten
- zullen onderrichten
- zullen onderrichten
- zullen onderrichten
o.v.t.t.
- zou onderrichten
- zou onderrichten
- zou onderrichten
- zouden onderrichten
- zouden onderrichten
- zouden onderrichten
diversen
- onderricht!
- onderricht!
- onderricht
- onderrichtend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze
Translation Matrix for onderrichten:
Related Words for "onderrichten":
Wiktionary Translations for onderrichten:
onderrichten
verb
-
onderwijzen
- onderrichten → teach
onderrichten form of onderricht:
-
het onderricht (cursus; onderwijs; les; onderrichting)
-
het onderricht (onderwijs; les; instructie; lering; onderrichting)
Translation Matrix for onderricht:
Related Words for "onderricht":
Wiktionary Translations for onderricht:
Cross Translation:
From | To | Via |
---|---|---|
• onderricht | → instruction; classes; lessons; teaching | ↔ Unterricht — meist Singular: regelmäßige und planvolle Weitergabe von Wissen, Information und Fähigkeiten von einem oder mehren Lehrern an einen oder mehr Schüler |