Summary
Dutch to English: more detail...
- onderscheid:
- onderscheiden:
-
Wiktionary:
- onderscheid → difference
- onderscheid → difference, dissimilarity
- onderscheiden → distinguish, decorate, differentiate, difference
- onderscheiden → distinguish, differentiate, tell apart, differ, decorate, embellish, adorn, ornament, bedeck, identify, recognize, spot
Dutch
Detailed Translations for onderscheid from Dutch to English
onderscheid:
-
het onderscheid (verschil; verschillendheid)
the difference
Translation Matrix for onderscheid:
Noun | Related Translations | Other Translations |
difference | onderscheid; verschil; verschillendheid | verscheidenheid |
Related Words for "onderscheid":
Wiktionary Translations for onderscheid:
onderscheid
Cross Translation:
noun
-
characteristic of something that makes it different from something else
Cross Translation:
From | To | Via |
---|---|---|
• onderscheid | → difference; dissimilarity | ↔ différence — Objet de comparaison, de distinction d’une chose par rapport à une autre. |
onderscheiden:
-
onderscheiden (onderscheid maken)
-
onderscheiden (aanschouwen; zien; opmerken; kijken; bekijken; ontwaren; turen; staren)
-
onderscheiden (gewaarworden; ontwaren; te zien krijgen)
-
onderscheiden (van elkaar onderscheiden)
-
onderscheiden (een ereteken geven)
-
onderscheiden (uit elkaar houden; uiteenhouden)
-
onderscheiden (een onderscheidingsteken geven; decoreren; ridderen)
-
onderscheiden (uitblinken; overtreffen; excelleren; uitblinken boven; uitsteken; schitteren; uitmunten)
Conjugations for onderscheiden:
o.t.t.
- onderscheid
- onderscheidt
- onderscheidt
- onderscheiden
- onderscheiden
- onderscheiden
o.v.t.
- onderscheidde
- onderscheidde
- onderscheidde
- onderscheidden
- onderscheidden
- onderscheidden
v.t.t.
- heb onderscheiden
- hebt onderscheiden
- heeft onderscheiden
- hebben onderscheiden
- hebben onderscheiden
- hebben onderscheiden
v.v.t.
- had onderscheiden
- had onderscheiden
- had onderscheiden
- hadden onderscheiden
- hadden onderscheiden
- hadden onderscheiden
o.t.t.t.
- zal onderscheiden
- zult onderscheiden
- zal onderscheiden
- zullen onderscheiden
- zullen onderscheiden
- zullen onderscheiden
o.v.t.t.
- zou onderscheiden
- zou onderscheiden
- zou onderscheiden
- zouden onderscheiden
- zouden onderscheiden
- zouden onderscheiden
en verder
- ben onderscheiden
- bent onderscheiden
- is onderscheiden
- zijn onderscheiden
- zijn onderscheiden
- zijn onderscheiden
diversen
- onderscheid!
- onderscheidt!
- onderscheiden
- onderscheidend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze
-
onderscheiden (divers; uiteenlopend; verschillend; ongelijksoortig)
Translation Matrix for onderscheiden:
Related Words for "onderscheiden":
Related Definitions for "onderscheiden":
Wiktionary Translations for onderscheiden:
onderscheiden
Cross Translation:
verb
onderscheiden
-
een verschil in aanmerking nemen
- onderscheiden → distinguish
-
iemands bijzonder gedrag erkennen, bijvoorbeeld middels een medaille
- onderscheiden → decorate
verb
-
to see someone or something as different from others
-
to perceive the difference
-
to show or be the distinction
-
to distinguish or differentiate
Cross Translation:
From | To | Via |
---|---|---|
• onderscheiden | → distinguish; differentiate | ↔ differenzieren — unterscheiden |
• onderscheiden | → distinguish; tell apart | ↔ unterscheiden — (transitiv) oder mit zwischen: trennen, differenzieren, auseinanderhalten, einen Unterschied machen |
• onderscheiden | → differ | ↔ unterscheiden — (reflexiv) sich (von etwas/ jemandem) unterscheiden: anders sein (als etwas/ jemand) |
• onderscheiden | → decorate; embellish; adorn; ornament; bedeck | ↔ décorer — orner, parer, parler d’ornements d’architecture, de peinture, de sculpture. |
• onderscheiden | → identify; recognize; spot | ↔ identifier — didactique|fr comprendre deux choses sous une même idée. |