Summary
Dutch to English: more detail...
- ontluikend:
- ontluiken:
-
Wiktionary:
- ontluiken → bud
- ontluiken → flower out, develop, hatching, eclosion
Dutch
Detailed Translations for ontluikend from Dutch to English
ontluikend:
Translation Matrix for ontluikend:
Adjective | Related Translations | Other Translations |
budding | ontluikend | opbloeiend; toenemend in bloei |
ontluikend form of ontluiken:
-
ontluiken (zich ontsluiten; opbloeien)
Conjugations for ontluiken:
o.t.t.
- ontluik
- ontluikt
- ontluikt
- ontluiken
- ontluiken
- ontluiken
o.v.t.
- ontlook
- ontlook
- ontlook
- ontloken
- ontloken
- ontloken
v.t.t.
- ben ontloken
- bent ontloken
- is ontloken
- zijn ontloken
- zijn ontloken
- zijn ontloken
v.v.t.
- was ontloken
- was ontloken
- was ontloken
- waren ontloken
- waren ontloken
- waren ontloken
o.t.t.t.
- zal ontluiken
- zult ontluiken
- zal ontluiken
- zullen ontluiken
- zullen ontluiken
- zullen ontluiken
o.v.t.t.
- zou ontluiken
- zou ontluiken
- zou ontluiken
- zouden ontluiken
- zouden ontluiken
- zouden ontluiken
diversen
- ontluik!
- ontluikt!
- ontloken
- ontluikend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze
Translation Matrix for ontluiken:
Verb | Related Translations | Other Translations |
expose | ontluiken; opbloeien; zich ontsluiten | aanschouwelijk maken; beschikbaar maken; bloot stellen aan; blootleggen; demonstreren; graven; onthullen; ontmaskeren; opdelven; opgraven; scheppen; veraanschouwelijken |
open oneself up | ontluiken; opbloeien; zich ontsluiten |