Summary
Dutch to English:   more detail...
  1. opdrachtgevers:
  2. opdrachtgever:


Dutch

Detailed Translations for opdrachtgevers from Dutch to English

opdrachtgevers:

opdrachtgevers [de ~] noun, plural

  1. de opdrachtgevers
    the principal; the client; the customer

Translation Matrix for opdrachtgevers:

NounRelated TranslationsOther Translations
client opdrachtgevers afnemer; client; clientcomputer; cliënt; klant; klanten; koper
customer opdrachtgevers afnemer; cliënt; klant; koper
principal opdrachtgevers baas; beveiligingsprincipal; directrice; hoofd; hoofdonderwijzer; hoofdschuldige; lastgever; meerdere; meester; opdrachtgever; patroon; principal; rector; schooldirecteur; schoolhoofd; superieur
AdjectiveRelated TranslationsOther Translations
principal cruciaal; hoofd; kardinaal; voornaamst; voornaamste

Related Words for "opdrachtgevers":


opdrachtgevers form of opdrachtgever:

opdrachtgever [de ~ (m)] noun

  1. de opdrachtgever (lastgever)
    the principal; the bidder
  2. de opdrachtgever
    the patron; the sponsor; the supporter
    – someone who supports or champions something 1

Translation Matrix for opdrachtgever:

NounRelated TranslationsOther Translations
bidder lastgever; opdrachtgever bieder; inzetter
patron opdrachtgever begunstiger; beschermheer; directeur; donateur; mecenas; patrones; schenker
principal lastgever; opdrachtgever baas; beveiligingsprincipal; directrice; hoofd; hoofdonderwijzer; hoofdschuldige; meerdere; meester; opdrachtgevers; patroon; principal; rector; schooldirecteur; schoolhoofd; superieur
sponsor opdrachtgever financier; geldgever; geldschieter; sponsor; suikeroom
supporter opdrachtgever aanhanger; begunstiger; bondgenoot; donateur; fan; medestander; medestrijder; partner; schenker; supporter
VerbRelated TranslationsOther Translations
sponsor sponsoren
AdjectiveRelated TranslationsOther Translations
principal cruciaal; hoofd; kardinaal; voornaamst; voornaamste

Related Words for "opdrachtgever":