Summary
Dutch
Detailed Translations for opkikker from Dutch to English
opkikker:
-
opkikker (borreltje; hartversterking; borrel; opkikkertje)
Translation Matrix for opkikker:
Noun | Related Translations | Other Translations |
bracer | borrel; borreltje; hartversterking; opkikker; opkikkertje | |
dram | borrel; borreltje; hartversterking; opkikker; opkikkertje | kleine slok; oorlam; slokje |
nip | borrel; borreltje; hartversterking; opkikker; opkikkertje | borrel; kleine slok; neut; oorlam; slokje; staande receptie |
reviver | borrel; borreltje; hartversterking; opkikker; opkikkertje |
Related Words for "opkikker":
opkikkeren:
-
opkikkeren (opknappen)
Conjugations for opkikkeren:
o.t.t.
- kikker op
- kikkert op
- kikkert op
- kikkeren op
- kikkeren op
- kikkeren op
o.v.t.
- kikkerde op
- kikkerde op
- kikkerde op
- kikkerden op
- kikkerden op
- kikkerden op
v.t.t.
- ben opgekikkerd
- bent opgekikkerd
- is opgekikkerd
- zijn opgekikkerd
- zijn opgekikkerd
- zijn opgekikkerd
v.v.t.
- was opgekikkerd
- was opgekikkerd
- was opgekikkerd
- waren opgekikkerd
- waren opgekikkerd
- waren opgekikkerd
o.t.t.t.
- zal opkikkeren
- zult opkikkeren
- zal opkikkeren
- zullen opkikkeren
- zullen opkikkeren
- zullen opkikkeren
o.v.t.t.
- zou opkikkeren
- zou opkikkeren
- zou opkikkeren
- zouden opkikkeren
- zouden opkikkeren
- zouden opkikkeren
diversen
- kikker op!
- kikkert op!
- opgekikkerd
- opkikkerend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze
Translation Matrix for opkikkeren:
Verb | Related Translations | Other Translations |
brighten | opkikkeren; opknappen | blij maken; in verrukking brengen; opklaren; plezieren; verblijden; verheugd; verrukken; wolken verdwijnen |
cheer up | opkikkeren; opknappen | bemoedigen; blij maken; fleurig maken; opbeuren; opfleuren; opmonteren; verkwikken; vrolijker worden |
spruce up | opkikkeren; opknappen | gladmaken; gladwrijven |
Modifier | Related Translations | Other Translations |
cheer up | komaan |