Summary
Dutch to English:   more detail...
  1. opklossen:


Dutch

Detailed Translations for opklossen from Dutch to English

opklossen:

opklossen verb

  1. opklossen (opwikkelen; opwinden; haspelen; op een haspel winden)
    to wind up; to wind; to reel; reel in
    • wind up verb (winds up, wound up, winding up)
    • wind verb (winds, winded, winding)
    • reel verb (reels, reeled, reeling)
    • reel in verb

Translation Matrix for opklossen:

NounRelated TranslationsOther Translations
reel filmspoel; haspel; klos; spoel; werktuig om garen te winden; winder; winding
wind blaasinstrument; wind
VerbRelated TranslationsOther Translations
reel haspelen; op een haspel winden; opklossen; opwikkelen; opwinden
reel in haspelen; op een haspel winden; opklossen; opwikkelen; opwinden
wind haspelen; op een haspel winden; opklossen; opwikkelen; opwinden opspoelen
wind up haspelen; op een haspel winden; opklossen; opwikkelen; opwinden afronden; beslissen; besluiten; completeren; laatste gedeelte afmaken; omhoogkronkelen