Dutch
Detailed Translations for opluchten from Dutch to English
opluchten:
-
opluchten
Conjugations for opluchten:
o.t.t.
- lucht op
- lucht op
- lucht op
- luchten op
- luchten op
- luchten op
o.v.t.
- luchtte op
- luchtte op
- luchtte op
- luchtten op
- luchtten op
- luchtten op
v.t.t.
- ben opgelucht
- bent opgelucht
- is opgelucht
- zijn opgelucht
- zijn opgelucht
- zijn opgelucht
v.v.t.
- was opgelucht
- was opgelucht
- was opgelucht
- waren opgelucht
- waren opgelucht
- waren opgelucht
o.t.t.t.
- zal opluchten
- zult opluchten
- zal opluchten
- zullen opluchten
- zullen opluchten
- zullen opluchten
o.v.t.t.
- zou opluchten
- zou opluchten
- zou opluchten
- zouden opluchten
- zouden opluchten
- zouden opluchten
diversen
- lucht op!
- lucht op!
- opgelucht
- opluchtend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze
Translation Matrix for opluchten:
Noun | Related Translations | Other Translations |
relieve | geruststelling; ontlasting; opluchting; van een last ontdoen; verademing | |
Verb | Related Translations | Other Translations |
relieve | opluchten | laven; lenigen; lessen; tegoed doen; verlichten; verzachten |
External Machine Translations: