Summary
Dutch to English:   more detail...
  1. opvragen:


Dutch

Detailed Translations for opvragen from Dutch to English

opvragen:

opvragen [znw.] noun

  1. opvragen (opvraging)
    the request; the claim

opvragen verb (vraag op, vraagt op, vroeg op, vroegen op, opgevraagd)

  1. opvragen (aanvragen; verzoeken; vragen)
    to ask for; to claim
    • ask for verb (asks for, asked for, asking for)
    • claim verb (claims, claimed, claiming)

Conjugations for opvragen:

o.t.t.
  1. vraag op
  2. vraagt op
  3. vraagt op
  4. vragen op
  5. vragen op
  6. vragen op
o.v.t.
  1. vroeg op
  2. vroeg op
  3. vroeg op
  4. vroegen op
  5. vroegen op
  6. vroegen op
v.t.t.
  1. heb opgevraagd
  2. hebt opgevraagd
  3. heeft opgevraagd
  4. hebben opgevraagd
  5. hebben opgevraagd
  6. hebben opgevraagd
v.v.t.
  1. had opgevraagd
  2. had opgevraagd
  3. had opgevraagd
  4. hadden opgevraagd
  5. hadden opgevraagd
  6. hadden opgevraagd
o.t.t.t.
  1. zal opvragen
  2. zult opvragen
  3. zal opvragen
  4. zullen opvragen
  5. zullen opvragen
  6. zullen opvragen
o.v.t.t.
  1. zou opvragen
  2. zou opvragen
  3. zou opvragen
  4. zouden opvragen
  5. zouden opvragen
  6. zouden opvragen
en verder
  1. is opgevraagd
  2. zijn opgevraagd
diversen
  1. vraag op!
  2. vraagt op!
  3. opgevraagd
  4. opvragend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Translation Matrix for opvragen:

NounRelated TranslationsOther Translations
claim opvragen; opvraging aanspraak; aanspraak maken op; beweren; claim; eis; eis tot schadevergoeding; recht; rechtsgrond; rechtstitel; rechtsvordering; schadeclaim; schadevordering; schuldvordering; titel; vordering; vraag
request opvragen; opvraging aanvraag; bede; bod; eis; interpellatie; motie; propositie; smeekbede; smeekgebed; verzoek; voorstel; voorstel doen; vordering; vraag
VerbRelated TranslationsOther Translations
ask for aanvragen; opvragen; verzoeken; vragen aanvragen; rekwestreren; verzoeken; vragen
claim aanvragen; opvragen; verzoeken; vragen aanspraak maken op; aanspraak op maken; eisen; inmanen; invorderen; opeisen; opvorderen; rekwireren; vorderen
request aanvragen; aanzoeken; bidden; rekwestreren; smeken; uitnodigen; verzoeken; vragen